Gedaan met laden. U bevindt zich op: Wedstrijden met dieren

Wedstrijden met dieren

Alleen wedstrijden met honden, paarden en duiven worden toegestaan.

In 1995 werd de Dierenwelzijnswet (art. 36bis) aangepast om paardenkoersen in straten, zoals in Krombeke en St. Elooiswinkel, definitief te verbieden. Later bleek het ook voor andere koersen en wedstrijden met dieren nodig om een wettelijke regeling uit te werken. Daarom zijn sinds 1998 wedstrijden nog enkel toegestaan (Koninklijk Besluit van 23 september 1998, betreffende de bescherming van dieren bij wedstrijden) met honden, paarden en duiven.

Voor alle duidelijkheid: het gaat om wedstrijden waar de kracht en de behendigheid van de dieren beproefd wordt. Schoonheidswedstrijden vallen dus niet onder deze regels.

Voor de organisatie van een dergelijke wedstrijd met honden en paarden moet vooraf de toelating verkregen worden van de burgemeester van de gemeente waar het evenement doorgaat. De burgemeester verleent zijn toelating pas als hij oordeelt dat er voldoende waarborgen zijn voor het welzijn van de dieren die deelnemen. Dat moet blijken uit onder meer

  • wedstrijdreglement
  • keuze van het parcours
  • dopingcontrole
  • diergeneeskundig toezicht.

Sledehonden

In het begin van de 20ste eeuw was het principe van de hond als trek- en lastdier nog een zeer gangbaar gebruik. Omdat de dierenwelzijnswet dat gebruik verbiedt, is voor wedstrijden en demonstraties met sledehonden een expliciete toelating nodig van de minister bevoegd voor dierenwelzijn.

Deze aanvragen moeten vóór 31 mei van elk jaar bij de dienst Dierenwelzijn ingediend worden. Een werkgroep van de Raad voor Dierenwelzijn verleent zijn advies bij de aanvraag. De lijst van toegestane evenementen voor de daaropvolgende periode van een jaar wordt jaarlijks in een Ministerieel Besluit gepubliceerd.

De voorwaarden waarop de minister hiervoor toelating kan verlenen, zijn vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 12 maart 1999 houdende de voorwaarden voor het verkrijgen van een afwijking van het verbod honden als last- en trekdier te gebruiken. Voor de organisatie van sledehondenwedstrijden zijn er voorwaarden waaraan de organisator en de honden moeten voldoen. Er worden ook strenge eisen gesteld aan het parcours, de diergeneeskundige begeleiding, de omgevingstemperatuur, enzoverder.

Sledehondenwedstrijden zijn slechts toegestaan met honden behorende tot de volgende rassen:

  • Siberische Husky
  • Alaskan Malamute
  • Samojeed
  • Groenlandhond
  • Alaskan husky (niet erkend als ras door de FCI, Fédération Cynologique Internationale)

Er moet een wedstrijdreglement voorhanden zijn dat gedetailleerde regels en sancties beschrijft bij het niet naleven ervan. Sledehondenwedstrijden worden in ons land al meer dan 15 jaar op die wijze ingericht en uit de controles van officiële inspectiediensten én van dierenbeschermingsverenigingen blijkt dat er zich geen dierenwelzijnsproblemen voordoen.

Doping

Doping is niet alleen in de sportwereld een belangrijk probleem, maar ook in wedstrijden met dieren is het een aandachtspunt. In de Dierenwelzijnswet is sinds 1986 een verbod op het gebruik van prestatie-beïnvloedende middelen opgenomen waarbij, bij koninklijk besluit, de verboden producten opgesomd kunnen worden.

Voor de honden- en paardensport bleek de opstelling van een lijst van dopingproducten niet nodig: de respectievelijke sportfederaties hadden al een uitgewerkt intern dopingreglement met een eigen controlesysteem.

De duivensport echter werd pas in het begin van de jaren negentig geconfronteerd met dopinggebruik dat de wedstrijduitslagen opvallend beïnvloedde. Daarom werd het Koninklijk Besluit van 14 februari 1995 tot vaststelling van de lijst van verboden prestatie verbeterende stoffen bij duiven(PDF bestand opent in nieuw venster), uitgevaardigd en werd in overleg met de Koninklijke Belgische Duivenbond (KBDB) een intern reglement voor de dopingbestrijding opgesteld. Er werd een overeenkomst gesloten tussen de KBDB en de minister over de samenwerking tussen de duivenbond en de officiële diensten bij dopingcontroles.

  • In de praktijk gebeuren deze controles door controleurs die aangesteld zijn door de KBDB en jaarlijks gelegitimeerd worden door de minister die bevoegd is voor het dierenwelzijn (zie het Koninklijk Besluit van 23 september 1998).
  • De resultaten van de controles worden jaarlijks in overleg met de KBDB geëvalueerd en indien nodig worden de regels of procedures aangescherpt. Ook de lijst van op te sporen producten wordt up-to-date gehouden. Bij de duiven lijkt het dopinggebruik onder controle te zijn: van de 216 controles in 2004 waren er slechts 2 positief.