Lees meer over 3D-GRB (Productentiteiten, Actualisatie, Formaat, Visualisatie, Toegang en download, Gebruik).
Bij de hoogtebepaling wordt in eerste instantie een classificatie uitgevoerd op de LiDAR-punten binnen de gebouwpolygoon om te bepalen of deze punten zich op een dakvlak bevinden. Dit voorkomt dat LiDAR-reflecties van bomen, kranen, vogels of hogere naburige gebouwen boven de gebouwpolygoon een verkeerde hoogtebepaling opleveren.
Bij het DHMV I is de puntendichtheid echter soms te laag zodat bijvoorbeeld alleen het dakvlak van een achterbouw wordt herkend. Het kan ook voorvallen dat er in boomrijke gebieden toch een “verkeerd” dakvlak wordt herkend boven een laag gebouw zodat de referentiehoogte overschat wordt. Een veel voorkomend en markant gegeven is dat monumentale gebouwen niet altijd de referentiehoogte krijgen van de torenspits of het hoogste dakdeel, maar eerder van bijvoorbeeld de nokhoogte van het schip omdat het dakvlak niet wordt herkend. De gebruiker kan op basis van de attribuutwaarden zelf interpreteren hoe betrouwbaar de hoogtebepaling is (zie ook de leesmij tekst bij de producten).
Met de opmaak van 3D GRB - Gebouw LOD1 DHMV II verbeterde de volledigheid, de actualiteitswaarde en nauwkeurigheid van de dataset. Gelet op een hogere uniforme en actuele dichtheid van het DHMV II.
Alle gebouwen zijn voorgesteld als een blok (Level Of Detail 1 – LOD1) met het gebouw met een plat dak. Aan het gebouw uit het GRB wordt een benaderende hoogte toegekend uit DHMV I of DHMV II. De hoogte in 3D GRB is een indicatieve hoogte op basis van onder andere de noklijn van grote dakvlakken, niet van schouwen en kleinere ornamenten.
De referentiehoogte van een gebouw is een automatische ‘best effort’ inschatting. Dit op basis van een statistische benadering van alle XYZ-posities van de puntenwolk van het DHMV I of DHMV II die op een dakvlak en binnen de gebouwenpolygoon uit het GRB vallen. De nauwkeurigheid van de hoogtebepaling is sterk afhankelijk van de puntendichtheid van de LiDAR-puntenwolk (DHMV I of DHMV II) en de mate dat dakvlakken worden herkend in de puntenwolk.
Omdat de puntendichtheid in het DHMV I (1 punt / 4 m²) veel lager is, is het mogelijk dat gebouwen met een complexere dakstructuur een minder nauwkeurige, een foutieve of een 0 meter nokhoogte bepaling hebben. Tevens werden voor het DHMV I niet alle centrumsteden van Vlaanderen op basis van LiDAR opgenomen. Hierdoor is deze dataset noch gebiedsdekkend voor Vlaanderen, noch van een uniforme kwaliteit. In de metadata van DHM Vlaanderen, LiDAR hoogtepunten - brondata vind je een lijst van de centrumsteden die niet volledig gebiedsdekkend zijn ingewonnen. Het gaat onder meer om Dendermonde, Diest, Hasselt, Hoboken, Ieper, Kortrijk, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tienen, Waregem, Riemst, Tongeren. De bepaling van de hoogte leggen we uit in de leesmij tekst van de betrokken dataset. Op basis van een steekproef in de stad Gent met topologisch opgemeten noklijnen noteerden we een fout (RMSEz) van 33 cm. Deze is echter niet representatief voor alle gebieden. Grotere fouten in de hoogtebepaling kunnen zich voordoen (zie ook voorgaande vraag fouten in de hoogtebepaling).
Gelet op de actuelere en meer gebiedsdekkende puntenwolk van het DHMV II (16 pts/m²) raden we aan om voor de beste kwaliteit steeds de entiteit GRB Gebouw LOD1 DHMV II te gebruiken. Op basis van een steekproef met topografisch opgemeten noklijnen voor heel Vlaanderen bepaalden we voor dit product een RMSEz van 14 cm. Voor hoge gebouwen en complexere dakstructuren halen we veel betere resultaten. Toch kan het ook hier zijn dat niet elke torenspits van een kerk als een volledig dakvlak wordt herkend. De bekomen nokhoogte wordt dan onderschat.
Algemeen kan men stellen dat de attribuut HN_P99 (percentiel benadering van de referentiehoogte) een conservatieve en veilige schatting van de noklijnhoogte is. Indien het verschil tussen HN_Max (maximale benadering van de referentiehoogte) en HN_P99 niet zo groot is (< 1 meter), dan kan de maximale hoogte een betere schatting zijn. Houd er rekening mee dat dit de hoogte van een ornament op het dak kan zijn of een hoogtewaarde afkomstig van een grenspunt van een aanpalend hoger gebouw.
Rekening houdend met de veranderingen in het landelijk en stedelijk gebied van Vlaanderen kunnen we 3D GRB beschouwen als een momentopname van het Vlaamse landschap. Het 3D GRB is immers een automatisch en geen continu proces. Het is gebaseerd op de beschikbare data, in casu GRB, DHMV I of DHMV II en dit opgesteld voor gans Vlaanderen. Alle woningen die we bij de opmaak van het product in de referentiedataset GRB (attribuut DATUM_GRB) terugvinden, worden in 3D GRB getoond, zij het als blok, zij het als grondvlak.
Als uw huis in 3D GRB - Gebouw LOD1 DHMV noch als polygoon noch als blok wordt weergegeven dan komt dat omdat uw huis nog niet in het GRB was opgenomen op het moment van de aanmaak van het 3D GRB product (attribuut DATUM_GRB). Het gaat dan bijvoorbeeld om een recente nieuwbouw.
Als alleen het grondvlak van het huis wordt getoond zonder hoogte bestond het huis tijdens de inwinning van de hoogtegegevens DHMV I (2001 - 2004) of DHMV II (2013 -2015) niet. Of we beschikken niet over hoogtegegevens om de gebouwenpolygoon een adequate hoogte mee te geven. De referentiehoogte van het gebouw is dan 0 meter. Deze GRB-gebouwen visualiseren we in het wit.
Met de aanmaak van 3D GRB - Gebouw LOD1 DHMV II is gelet op een hogere uniforme en actuele dichtheid van het DHMV II de volledigheid, de actualiteitswaarde en nauwkeurigheid van de dataset verbeterd.
De meeste gebouwaanhorigheden (GRB entiteit Gba) en de meeste kunstwerken (GRB entiteit Knw) hebben geen adres. Dit komt omdat alleen het hoofdgebouw aan een adres uit het Adressenregister is gekoppeld of omdat er nog geen adres voor bestaat. In sommige gevallen is de koppeling tussen het Adressenregister en de gebouwen nog niet doorgevoerd.
Met al uw bijkomende vragen kunt u ook steeds terecht bij de Helpdesk Digitaal Vlaanderen: digitaal.vlaanderen@vlaanderen.be(opent in uw e-mail applicatie), tel. 09 276 15 00, elke werkdag van 8u tot 19u.