Het EPC van een niet-residentiële gebouweenheid (EPC NR) bestaat uit twee onderdelen, die elkaar aanvullen: een energielabel en een energiescore.
Twee complementaire indicatoren voor het EPC NR
Het EPC NR bevat 2 complementaire prestatie-indicatoren.
- De energiescore, geeft samen met berekende deelprestaties een beoordeling van de theoretische energie-efficiëntie
- Het energielabel, geeft de afstand tot werkelijke koolstofneutraliteit en is gebaseerd op gemeten energiegebruik
De eerste indicator geeft een theoretische indicatie van de energieprestatie van een gebouw en zijn installaties. De werkwijze voor het bepalen van de energiescore is gelijkaardig aan deze bij het EPC voor woningen en kleine niet-residentiële eenheden. Het energielabel velt een oordeel over de werkelijke prestatie van het gebouw, mét inbegrip van het gebruikersgedrag. Het gebruik van twee complementaire indicatoren en een label gebaseerd op werkelijk energiegebruik is een nieuwe aanpak op het vlak van EPC’s.
Als energiedeskundige is het belangrijk om inzicht te hebben in wat het energielabel en de energiescore wel is en wat juist niet, waar de vergelijkbaarheid geldt en waar niet. Hieronder kan u doorklikken naar meer specifieke informatie over het energielabel en de energiescore.
Sterktes en zwaktes van de methode voor het EPC NR
Geen enkele methode is perfect, inzicht in de sterktes en zwaktes van de methode kan meer inzicht geven in het EPC NR.
Bij de ontwikkeling van het EPC NR werd er gekozen voor een aanpak met twee indicatoren, waarbij het energielabel gebaseerd is op metingen en de energiescore op een theoretische berekening. Door de complexiteit en grote variatie van (grote) niet-residentiële gebouwen werd een gedetailleerde theoretische berekening als basis voor het label niet haalbaar geacht. Niets is echter ideaal, de huidige aanpak van het EPC NR heeft zijn sterktes en zwaktes.
Wanneer u als energiedeskundige een methode toepast is het belangrijk om niet alleen voldoende inzicht te hebben in de sterktes van de methodiek, maar ook om de beperkingen te (h)erkennen. Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste sterktes (eerste tabel) en beperkingen (tweede tabel).
Sterktes van de methode
Sterkte | ||
---|---|---|
Complexiteit van de methodiek | Tijdsbesteding van energiedeskundige | De inspectie is eenvoudig waar mogelijk. Er is geen detailopmeting van de gebouwschil nodig. De inspectie van de HVAC-installaties focust op ‘betere’ energetische prestaties. Dit is mogelijk omdat de energiescore slechts indicatief is. Merk op: zelfs een vereenvoudigde inspectie kan meerdere dagen beslaan bij een groot/complex gebouw of site*. |
Administratieve bewijslast | Deze is zoveel mogelijk beperkt door
| |
Sturing naar langetermijndoelstelling | Sturing naar koolstofneutraliteit |
|
Stimuleren van energiebesparende maatregelen en doorgedreven energie-efficiëntie |
| |
Flexibel inrekenen innovatieve technologieën | Op basis van het werkelijke gemeten verbruik worden de innovatieve technologieën vanzelf naar waarde gevalideerd in het energielabel. Hiervoor is geen complexe rekenmethode meer nodig. |
Zwaktes van de methode
Zwakte | ||
---|---|---|
Objectiviteit | Objectieve onderlinge vergelijkbaarheid van gebouweenheden | Vergelijken van eenheden op basis van:
|
Toepassingsgebied | Dit EPC wordt momenteel enkel in het Vlaams gewest gebruikt. | |
Nieuwbouw vs. bestaande bouw | Afstemming tussen nieuwbouw en bestaande bouw | De nieuwbouwmethode is gebaseerd op een theoretische berekening, het EPC bouw kan dus geen energielabel vermelden. Pas na oplevering en ingebruikname wordt duidelijk wat het energielabel is voor de gebouweenheid. Elke nieuwbouw start dus met label X. |