Gedaan met laden. U bevindt zich op: Nauwkeurigheid gasdebietmeters Meetnauwkeurigheid

Nauwkeurigheid gasdebietmeters

Op deze pagina vindt u meer informatie over de meetnauwkeurigheid van gasdebietmeters.

Nauwkeurigheidsvoorwaarde

Volgens de MID-richtlijn voor gasmeters MI-002 worden gasmeters opgedeeld in twee klassen: klasse 1,5 en klasse 1,0. Deze klassen hebben elk hun eigen voorwaarden voor het meetbereik en maximaal toegelaten fouten (MPE).

Het meetbereik van een gasmeter wordt in de MID-richtlijn beschreven aan de hand van volgende debieten:

Minimaal debiet
(Qmin)
Het laagste debiet waarbij de gasmeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de maximaal toelaatbare fout.
Maximaal debiet
(Qmax)
Het hoogste debiet waarbij de gasmeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de maximaal toelaatbare fout.
Overgangsdebiet
(Qt)
Het debiet tussen het maximale en minimale debiet dat het debietbereik in twee zones verdeelt, elke zone heeft een eigen maximaal toelaatbare fout.
Overbelastingsdebiet (Qr)Het hoogste debiet waarbij de meter gedurende korte periode zonder verslechtering functioneert.

De voorwaarden waaraan het meetbereik moet voldoen wordt getoond in onderstaande tabel 1.1. Daaronder toont tabel 2.1 de maximaal toegelaten fout per zone klasse en per zone van het meetbereik.

Nauwkeurigheid volumeherleidingsinstrumenten

Volumeherleidingsinstrumenten kunnen opgedeeld worden in drie categorieën: T, PT en PTZ. Waarbij T staat voor temperatuur, P voor druk en Z voor de samendrukbaarheidsfactor. De samendrukbaarheidsfactor beschrijft de afwijking van een echt gas ten opzichte van de ideale gaswet. Naast de samenstelling van het gas is Z ook afhankelijk van de druk en temperatuur.

Categorie Therleiding in functie van de temperatuur
Categorie PTherleiding in functie van de druk en temperatuur
Categorie PTZherleiding in functie van de druk, de temperatuur en de samendrukbaarheidsfactor

In onderstaande tabel staan de nauwkeurigheden die de MID-richtlijn oplegt voor de verschillende volumeherleidingsinstrumenten inclusief temperatuur- (en druk-)sensor(en) bij referentie condities en bij de nominale bedrijfscondities van het toestel. De referentiecondities zijn:

  • omgevingstemperatuur: 20°C ± 3°C
  • omgevingsvochtigheid 60% ± 15%
  • nominale waarden voor elektrische voeding.

De nominale bedrijfsomstandigheden zijn vastgelegd door de fabrikant en zijn terug te vinden op de kenplaat of in de technische documenten van het toestel.

MPE’s voor volumeherleidingselementen inclusief temperatuur- (en druk-)sensor(en) volgens MID
ReferentieconditiesNominale bedrijfscondities
Temperatuurherleidingsinstrumenten (T)0,5%0,7%
Ander herleidings-instrumenten (PT, PTZ)0,5%1%

Deze nauwkeurigheid omvat niet de nauwkeurigheid van de gasmeter. De totale nauwkeurigheid van de combinatie van een gasmeter en volumeherleidingsinstrument wordt net zoals bij een warmte- en elektriciteitsmeter bekomen door de MPE van de afzonderlijke componenten op te tellen.

E = Egasmeter + EVHI

Voorbeelden