Nederlands voor anderstaligen - alle modules
- Opleidingsverstrekker
Agataal
- Registratienummer
ODB-1001363
- Geregistreerd
op: 1 september 2020
Deze opleiding komt in aanmerking voor
- Opleidingscheques
- Vlaams opleidingsverlof
Aantal uren: 160 uur
Eindbeoordeling voorzien: nee
Blended leren: nee
Mentoropleiding: nee
Doelgroep
anderstalige werknemers (geen diploma of voorkennis vereist)
Voorwaarden
Specifieke voorwaarden per opleidingsincentive
Elke opleidingsincentive heeft zijn eigen specifieke voorwaarden om te bepalen of u recht heeft. Kijk na of u voldoet aan de voorwaarden van de opleidingsincentive waarvan u gebruik wil maken (Vlaams opleidingsverlof, Vlaams opleidingskrediet en opleidingscheques voor werknemers
Opleidingscheques: beperkende voorwaarde opleidingsniveau
Deze opleiding kan u betalen met een opleidingscheque. Bent u hooggeschoold (u behaalde een graduaats-, bachelor- of masterdiploma)? Dan kan dat enkel als u een ‘attest loopbaanbegeleiding’ heeft van maximaal 6 jaar oud. In dit attest verklaart een loopbaanbegeleider dat de opleiding noodzakelijk is voor de uitvoering van uw persoonlijk ontwikkelplan (POP).
Verhoogde tegemoetkoming 1
Als u geen diploma secundair onderwijs hebt, kan u voor deze opleiding een opleidingscheque aanvragen waarvan de subsidie gelijk is aan het factuurbedrag, met een maximum van 250 euro per schooljaar.
Modules
Lesprogramma:
Niveau beginner (cursist start op niveau 0 en evolueert naar niveau A1-)
= echte beginners die nooit in contact zijn geweest met de taal.
SPREKEN
- zich zeer eenvoudig voorstellen
- zeer eenvoudige vragen stellen
- zijn naam spellen en vragen om een naam te spellen aan de hand van een standaardformule
- de cijfers zeggen en het uur en een telefoonnummer vragen
- de dagen van de week, de datum en eenvoudige tijdsbepalingen benoemen en er vragen over stellen
- zeer eenvoudige beleefdheidsformules gebruiken
- persoonlijke handelingen benoemen (alledaagse en professionele)
- een voorwerp of plaats benoemen
- iemand voorstellen
- iets aanvaarden
- iets weigeren
SCHRIJVEN
- een eenvoudig formulier invullen met persoonlijke gegevens
- zeggen dat iemand opgebeld heeft
- zeggen dat iemand een afspraak afzegt
- zeggen dat iemand een afspraak heeft gemaakt
- zeggen dat een collega afwezig is en waarom
- kort afscheid nemen van zijn collega’s
LUISTEREN
Het begrijpen van:
- een eenvoudige kennismaking
- de vragen van een eenvoudige kennismaking
- het uur en de telefoonnummers
- eenvoudige tijdsaanduidingen
- beleefdheidsformules
- het verloop van de dag van een gesprekspartner in het heden, het verleden en de toekomst
- een persoon die een gesprek wil beginnen
- een persoon die zijn functie en zijn dienst beschrijft
- een eenvoudige beschrijving van een voorwerp, een plaats
- een persoon die de weg in het gebouw vraagt
- een persoon die zegt dat je het niet begrijpt, die vraagt om te herhalen
- een persoon die hulp geeft of vraagt
- een persoon die een afspraak wil maken
- een persoon die zijn afwezigheid verwittigt en de reden waarom
- een persoon die zich voorstelt aan de telefoon
- een persoon die je vraagt of je de persoon is met wie hij wil spreken
- een persoon die met iemand wil spreken
- een persoon die spijt uitdrukt
- een persoon die een boodschap wil achterlaten
- een persoon die akkoord gaat, die niet akkoord gaat, die zijn mening geeft of die geen mening heeft
- een persoon die een voorstel doet
- een kort, eenvoudig en vertrouwd gesprek met een of meerdere collega’s
LEZEN
Het begrijpen van:
een formulier met persoonlijke gegevens
een eenvoudige beschrijving van de functie, de dienst, de FOD
een bericht of een mail ivm de afwezigheid van een collega, de reden ervan en de uit te voeren taken
een bericht of een mail ivm de afzegging van een afspraak
een bericht op een mail die zegt dat iemand opgebeld heeft
essentiële grammatica hierbij:
persoonlijke voornaamwoorden gebruiken
bezittelijke voornaamwoorden gebruiken
introductie tot de negatie
courante werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken
andere grammatica aangepast aan niveau cursisten
Opmerking: Dit is een uitgangspunt voor het programma. In principe wordt dit programma verder uitgebreid, ingekort of aangepast op basis van de vooruitgang van de cursisten.
Beginniveau valse beginner (om te evolueren tot niveau A1+)
= personen die al passief in contact geweest zijn met de taal.
SPREKEN EN LUISTEREN (begrijpen)
- in het algemeen: durven spreken en initiatief nemen
- zich voorstellen: leeftijd, functie, voorkeuren,…
- iemand vragen zich voor te stellen
- spellen en vragen om iets te spellen
- het uur, de telefoonnummers, de dossiernummers, postcodes, enz. lezen en vragen
- gangbare beleefdheidsformules gebruiken
- iemand aanspreken en een gesprek aanknopen
- jezelf, je functie en je dienst in het kort voorstellen
- in het kort zijn dagindeling vertellen
- een voorwerp of een plaats beschrijven
- de openingsuren van een dienst vragen, meedelen en zeggen dat je beschikbaar is
- iemand ontvangen
- de weg vragen en uitleggen
- zeggen dat je het niet begrijpt
- zeggen dat je het woord niet kent
- vragen of je begrepen wordt
- vragen om te herhalen en langzamer te spreken
- een afspraak voorstellen en een afspraak maken
- verwittigen dat je afwezig zal zijn en de reden geven waarom
Aan de telefoon (indien van toepassing voor de cursisten):
zich voorstellen aan de telefoon
vragen aan iemand zich voor te stellen aan de telefoon
vragen of je met de gewenste persoon spreekt of dit bevestigen
vragen om met iemand te spreken
de reden van de oproep meedelen of vragen
iemand doorverbinden
vragen om aan de lijn te blijven
spijt uitdrukken
zeggen dat de gevraagde persoon afwezig is
uitleggen waarom de betrokken persoon afwezig is
vragen om een boodschap achter te laten
zeggen dat je een boodschap genoteerd hebt
zeggen dat de persoon verkeerd verbonden is
zich verontschuldigen dat je een verkeerd nummer gedraaid hebt
zeggen dat je de persoon slecht verstaat
een telefonische oproep beëindigen
je mening geven
zeggen of je wel of niet akkoord gaat
zeggen dat je geen mening hebt
basisvragen stellen aan je collega’s
een informeel gesprek voeren met collega’s
LUISTEREN
- vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen in mededelingen, posters of folders begrijpen
- een concreet en voorspelbaar gesprek van persoon tot persoon volgen, met veel begrip van de spreker: hij spreekt langzaam, eenvoudig en nauwkeurig met lange pauzes
- korte, alledaagse, zich herhalende uitdrukkingen begrijpen gericht op eenvoudige, concrete situaties als de gesprekspartner helder en langzaam spreekt.
SCHRIJVEN
- een formulier met persoonlijke inlichtingen invullen
- een lijst met taken opstellen voor een collega
- een nota schrijven
- een boodschap noteren
- een korte mail schrijven of een nota voor een collega
- wensen schrijven
LEZEN
Het begrijpen van:een formulier met persoonlijke inlichtingen
een eenvoudige enquête
een nota over een apparaat
een nota aan het prikbord
een aanwijzing in een gebouw
een gebruiksaanwijzing van een apparaat
publiciteit
advertenties
begroetingen of andere beleefdheidsformules
allerlei telefonische boodschappen
allerlei mails
de essentie van standaardbrieven
essentiële grammatica hierbij:
courante werkwoorden gebruiken in het heden
courante vraagwoorden gebruiken
de inversievraag gebruiken
het verschil zeer goed aanvoelen tussen jij en u
courante reflexieve werkwoorden gebruiken in het heden
er is/ er zijn
hulpwerkwoorden gebruiken in het heden
toekomstige tijd gebruiken
het verschil kennen tussen het heden het verleden + noties hebben van het gebruik van hulpwerkwoorden in de verleden tijd en de vorming van het voltooid deelwoord (actief gebruik van de meest courante werkwoorden hierbij).
basisstructuur van de taal begrijpen en toepassen
eventuele extra grammatica afhankelijk van de specifieke moeilijkheden in de vreemde taal.
Opmerking: Dit is een uitgangspunt voor het programma. In principe wordt dit programma verder uitgebreid, ingekort of aangepast op basis van de vooruitgang van de cursisten.
Lesprogramma:
Beginniveau A1+ (om te evolueren naar niveau A2)
= personen die al in contact zijn geweest met de taal maar die slechts elementair beheersen, nog niet voldoende zelfstandig
SPREKEN en LUISTEREN (begrijpen):
- in het algemeen: durven spreken en initiatief nemen
- zich voorstellen: leeftijd, functie, voorkeuren,…
- iemand vragen zich voor te stellen
- reageren op iemand die zich voorstelt
- iemand voorstellen
- jezelf, je functie en je dienst in het kort voorstellen
- gangbare beleefdheidsformules gebruiken:
- bedanken en antwoorden
- zich verontschuldigen
- vragen hoe het gaat en antwoorden
- groeten en antwoorden
- afscheid nemen en antwoorden
- smakelijk eten wensen
- een goede reis wensen
- …
- iemand aanspreken en een gesprek aanknopen
- in het kort je dagindeling vertellen
- een voorwerp of een plaats beschrijven
- de openingsuren van een dienst vragen, meedelen en zeggen dat hij beschikbaar is
- iemand ontvangen
- iemand laten plaatsnemen
- aannemen
- weigeren
- zich aanmelden voor een afspraak
- verwittigen dat iemand er is
- de weg vragen en uitleggen
- zeggen dat je het niet begrijpt
- zeggen dat je het woord niet kent
- vragen of je begrepen wordt
- vragen om te herhalen en langzamer te spreken
- meedelen dat je iets zal doen
- hulp voorstellen of vragen
- verwittigen dat je afwezig zal zijn en de reden geven waarom
- een afspraak vragen
- een afspraak voorstellen
- een afspraak maken
- de agenda nakijken/raadplegen
Aan de telefoon (indien van toepassing voor de cursisten):
zich voorstellen aan de telefoon
vragen aan iemand zich voor te stellen aan de telefoon
vragen of je met de gewenste persoon spreekt of dit bevestigen
vragen om met iemand te spreken
de reden van de oproep meedelen of vragen
iemand doorverbinden
vragen om aan de lijn te blijven
zeggen dat de persoon verkeerd verbonden is
...
vragen wat een woord betekent
zeggen of je wel of niet akkoord gaat
zeggen dat je geen mening hebt
een informeel gesprek voeren met collega’s
LUISTEREN:
- een kort gesprek met een gesprekspartner over een vertrouwd onderwerp begrijpen op voorwaarde dat de gesprekspartner het gesprek duidelijk structureert, aan een matig tempo spreekt en goed articuleert
- het belangrijkste van een presentatie, televisie-uitzending of groepsgesprek over een vertrouwd onderwerp begrijpen op voorwaarde dat de sprekers de uitleg duidelijk structureren, aan een matig tempo spreken en goed articuleren
- zinnen en uitdrukkingen begrijpen die verband houden met belangrijke zaken zoals persoonlijke gegevens, boodschappen, plaatsen, werk) op voorwaarde dat de gesprekspartner het gesprek duidelijk structureert, aan een matig tempo spreekt en goed articuleert
- de essentie van een korte, eenvoudige boodschap, aankondiging begrijpen
- eenvoudige aanwijzingen begrijpen over de juiste weg
LEZEN:
een korte eenvoudige tekst met courante woorden en een aantal woorden uit de gemeenschappelijke internationale woordenschat begrijpen
korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen
specifieke, voorspelbare informatie vinden in eenvoudige alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu’s, lijsten en dienstregelingen.
specifieke informatie herkennen in eenvoudige teksten zoals brieven, brochures en korte krantenartikels waarin gebeurtenissen beschreven worden.
essentiële grammatica hierbij:
alle grammatica van de lagere niveaus opfrissen
reflexieve en scheidbare werkwoorden gebruiken in het heden
de VTT van courante werkwoorden met de correcte hulpwerkwoorden gebruiken
de toekomstige tijd gebruiken
verbindingen tussen eenvoudige zinnen maken en relaties aangeven
nevenschikking en onderschikking in structuren begrijpen
eventuele extra grammatica afhankelijk van de specifieke moeilijkheden in de vreemde taal.
Opmerking: Dit is een uitgangspunt voor het programma. In principe wordt dit programma verder uitgebreid, ingekort of aangepast op basis van de vooruitgang van de cursisten.
Lesprogramma:
Beginniveau A2 (om te evolueren naar niveau B1-)
= personen die de basisstructuren van de grammatica beheersen en die zich al een actieve of uitgebreide woordenschat eigen hebben gemaakt.
SPREKEN EN BEGRIJPEN
- in het algemeen: durven spreken en initiatief nemen
1/ zich voorstellen
- spreken over het werk: taken en verantwoordelijkheden
- iemand ontmoeten, een gesprek aanknopen
2/ contacten leggen
- iemand ontvangen
- gepaste beleefdheidsformules gebruiken
- de weg uitleggen
- raad geven
- verder instructies geven, iets opnieuw uitleggen
- gerichte vragen stellen
- snel cijfers herhalen
- samenvatten wat iemand zegt
- begrip tonen en om begrip vragen
- geruststellen
3/ praten met collega’s/medewerkers/bezoekers/vrienden/familie
- iets vragen
vragen om iets te herhalen of te herformuleren
- iemand onderbreken om iets dringends te vragen
- vertellen en verslag uitbrengen
- gevoelens en reacties beschrijven bij ervaringen
- spreken over tijd, duur, frequentie
- groeten en afscheid nemen
- beleefdheidsformules
- tamelijk vlot doorspreken
- omgangstaal, argot
- gesprek aanknopen, oprakelen
- nieuwtjes vertellen
- haastgesprek voeren
- informatie uitwisselen
- over mensen spreken
- een informeel gesprek voeren met collega’s, vb. over de actualiteit
Aan de telefoon (indien van toepassing voor de cursisten):
zich voorstellen aan de telefoon
vragen aan iemand zich voor te stellen aan de telefoon
vragen of je met de gewenste persoon spreekt of dit bevestigen
vragen om met iemand te spreken
de reden van de oproep meedelen of vragen
iemand doorverbinden
vragen om aan de lijn te blijven
spijt uitdrukken
zeggen dat de gevraagde persoon afwezig is
uitleggen waarom de betrokken persoon afwezig is
vragen om een boodschap achter te laten
zeggen dat je een boodschap genoteerd hebt
zeggen dat de persoon verkeerd verbonden is
zich verontschuldigen dat je een verkeerd nummer gedraaid hebt
zeggen dat je de persoon slecht verstaat
een telefonische oproep beëindigen
vragen wat een woord betekent
vragen hoe een woord geschreven wordt
vragen om iets op het bord te schrijven
4/ vergaderen, discussiëren of brainstormen
- omgaan met collega’s
- argumenten aanbrengen/vragen
- mening geven/vragen
- akkoord gaan/niet akkoord gaan
- onderbreken/het woord nemen
- uitleg vragen en zichzelf verduidelijken
- voorstellen
- aanraden
- suggesties doen
- reageren op een voorstel, advies of suggestie
- overtuigen
- spreken over zekerheid, waarschijnlijkheid en mogelijkheid
LUISTEREN:
- een gesprek over een niet-vertrouwd onderwerp uit het sociale of professionele leven begrijpen, zonder alle details te vatten
- de hoofdpunten van een groepsdiscussie of televisie-uitzending over een vertrouwd onderwerp begrijpen als de sprekers duidelijke articuleren en standaardtaal gebruiken
SCHRIJVEN:
- een formulier met persoonlijke gegevens invullen
- een lijst met taken voor iemand opstellen
- een bericht schrijven
- een boodschap (bijv. aan de telefoon) noteren
- een korte mail aan iemand schrijven
- beleefdheidsformules gebruiken
LEZEN:
eenvoudige teksten over niet-vertrouwde zaken uit het sociale of professionele leven begrijpen, geschreven in gangbare taal of courante werkgerelateerde taal, zoals een eenvoudige tekst, een complexer krantenartikel, een verslag
niet-standaardbrieven of -typeteksten begrijpen
essentiële grammatica hierbij:
alle moeilijkere grammaticapunten van de lagere niveaus opfrissen en verbeteren
gebruik van de tijden + vervoegingen en het verschil tussen de tijden aanvoelen
gebruiken van de tijdsaanduidingen
onderschikking met courante voegwoorden
eventuele extra grammatica afhankelijk van de specifieke moeilijkheden in de vreemde taal.
Opmerking: Dit is een uitgangspunt voor het programma. In principe wordt dit programma verder uitgebreid, ingekort of aangepast op basis van de vooruitgang van de cursisten.
Lesprogramma:
Niveau B1- (om te evolueren naar B1+)
= personen die de fundamentele grammaticastructuren perfect beheersen en die in staat zijn een mening uit te drukken en tevens te verdedigen.
SPREKEN EN BEGRIJPEN
- in het algemeen: durven spreken en initiatief nemen
1/ zich voorstellen
- spreken over het werk: taken en verantwoordelijkheden
- persoonlijke gegevens doorgeven
- iemand ontmoeten, een gesprek aanknopen
2/ contacten leggen
iemand ontvangen
gepaste beleefdheidsformules gebruiken
daar ook humor bij kunnen gebruiken
raad geven
verder instructies geven, iets opnieuw uitleggen
gerichte vragen stellen
snel cijfers noteren
samenvatten en parafraseren wat iemand zegt
begrip tonen en om begrip vragen
geruststellen
3/ praten met collega’s/medewerkers/bezoekers
- iets vragen
- iemand beleefd onderbreken om iets te vragen en daarbij aangeven dat het dringend is
- vertellen en verslag uitbrengen
- gevoelens en reacties beschrijven bij ervaringen
- spreken over tijd, duur, frequentie
- groeten en afscheid nemen
- beleefdheidsformules
- vlot doorspreken
- omgangstaal, argot
- gesprek aanknopen, oprakelen
- informatie uitwisselen
- over mensen spreken
- een informeel gesprek voeren met collega’s, vb. over de actualiteit: thema’s uit het dagelijkse, politieke en economische leven.
4/ vergaderen, discussiëren, debatteren, brainstormen
LUISTEREN:
- een spreker begrijpen die meer dan enkele minuten na elkaar het woord voert en in detail begrijpen wat hij zegt
- langere uiteenzettingen volgen
- een spreker begrijpen die snel spreekt of durven te onderbreken als het te onduidelijk wordt
- radio- en televisie-uitzendingen en geanimeerde gesprekken tussen moedertaalsprekers begrijpen, ook als ze snel spreken of het onderwerp complexer is
SCHRIJVEN:
Persoonlijke berichten, brieven of e-mailswaarbij de grammatica en woordenschat op een meer gevarieerde en efficiëntere manier gebruikt wordt en er minder neiging is om simpelere vormen te gebruiken en moeilijke constructies te vermijden:
- begroeten
- beginformules hanteren
- middenformules (typeformules) hanteren
- beschikbaar blijven
- slotformules hanteren
LEZEN:
Elke soort tekst begrijpen zonder al te veel moeite, met eventueel hulp van een woordenboek om de rijke gedeelten met complexe uitdrukkingen of specifieke uitdrukkingen gebruikt in bepaalde kringen te begrijpen:aansprekingen en slotformules begrijpen
register en toon begrijpen
brief- of tekstonderdelen begrijpen
afkortingen in teksten begrijpen
teksten/krantenartikels met moeilijke woorden begrijpen
archaïschere verbindingswoorden begrijpen
betekenis afleiden uit de context
betekenis afleiden uit de woordopbouw (prefixen, suffixen)
formulieren lezen: instructies op formulieren begrijpen, vragen over persoonlijke gegevens begrijpen
benaming van administratieve gegevens begrijpen
afkortingen van begrippen begrijpen
essentiële grammatica hierbij:
alle moeilijkere grammaticapunten van de lagere niveaus opfrissen en verbeteren
een waaier van samengestelde werkwoorden kennen en die correct kunnen gebruiken
voorzetsels correct kunnen gebruiken
de betekenis en het gebruik van nuances in de taal
het gebruik van de tijden perfect beheersen
veel tijdsaanduidingen gebruiken en automatisch de zinsconstructie aanpassen
structuren en vervoegingen na tijdsaanduidingen correct kunnen toepassen
een breed gamma van bijwoorden kennen
eventuele extra grammatica afhankelijk van de specifieke moeilijkheden in de taal.