Regel 1

Schrijf in een tekst aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur klein.

Het zijn soortnamen.

Voorbeelden
  • bisschop, de heer Jansen, een imam, mevrouw Anna Van den Bossche, minister-president, pastoor, de paus, paus Franciscus, prinses Elisabeth, prof. dr. J. Van Eyken, professor Peeters, een rabbijn, secretaris-generaal
  • in de aanhef van een brief of mail: Geachte heer Janssens, Mevrouw de voorzitter, Beste medewerker, Mijnheer de minister

Regel 2

Schrijf de voornaamwoorden u en uw klein.

Voorbeelden

Ik bezorg u het verslag. Kunt u uw directie inlichten? Dank u.

Regel 3

Schrijf een of meer hoofdletters als u iemand met bijzonder respect aanspreekt of met een protocollaire formule naar iemand verwijst.

Voorbeelden

Heilige Vader (aanspreking van de paus), Uwe Majesteit (aanspreking van een vorst), Zijne Excellentie, Zijne Koninklijke Hoogheid