Gedaan met laden. U bevindt zich op: Hoofdletters - 04. Heilige namen en begrippen Hoofdletters

Hoofdletters - 04. Heilige namen en begrippen

Volgens de hoofdregel schrijven we eigennamen met een hoofdletter en soortnamen met een kleine letter. Het onderscheid tussen eigennaam en soortnaam is soms subtiel. Hieronder staan de specifieke regels voor het hoofdlettergebruik in heilige namen en begrippen.

Regel 1 - Heilige personen en begrippen

Schrijf de naam van een heilig persoon of heilig begrip met een hoofdletter.

Voornaamwoorden en zelfstandige naamwoorden die naar een heilig persoon verwijzen, kunnen een hoofdletter krijgen, maar dat gebruik neemt af: in de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) worden zulke woorden klein geschreven.

Voorbeelden
  • Allah, Ave Maria, Boeddha, Christus, God, Heilige Geest, de Heilige Maagd, Jahweh, Lam Gods, Onze-Lieve-Vrouw, het Onzevader, Sint-Jakob, Visjnoe, het Weesgegroet
  • Geheiligd zij Uw Naam - Geheiligd zij uw naam

Regel 1.1

UITZONDERING: Schrijf het woord god klein als het niet naar het hoogste wezen in godsdiensten zoals het christendom, het jodendom en de islam verwijst.

Het gaat dan om een soortnaam.

Voorbeelden

- Ze vereert die zangers als goden.
- Mars was de god van de oorlog.

Regel 2

Schrijf samenstellingen met de naam van een heilig persoon of heilig begrip met een hoofdletter als ze nog naar de heilige persoon of het heilige begrip verwijzen.

Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee delen die beide ook zelfstandig kunnen voorkomen (Bijbelboek = Bijbel en boek).

Voorbeelden

een Boeddhabeeld (van Boeddha), een Christusfiguur (een voorstelling van Christus), een Mariabeeld (van Maria), Onze-Lieve-Vrouwekerk (aan Onze-Lieve-Vrouw gewijd)

Regel 3

Schrijf samenstellingen met de naam van een heilig persoon of heilig begrip klein als ze niet meer rechtstreeks naar de heilige persoon of het heilige begrip verwijzen.

Het gaat dan om soortnamen.

Voorbeelden

boeddhahouding (kleermakerszit), een christusfiguur (een man van wie het uiterlijk of gedrag lijkt op dat van Christus), een godendrank (heerlijke drank), een mariadistel (soort distel), onzelievevrouwebedstro (plantensoort), een sint-jakobsschelp (soort oester)

Regel 4

Schrijf afleidingen van de naam van een heilig persoon of heilig begrip klein.

Een afleiding is een woord dat bestaat uit een grondwoord en een of meer voor- of achtervoegsels (ongoddelijk). Het grondwoord is het deel van de afleiding dat ook als afzonderlijk woord bestaat (god). Voor- en achtervoegsels zijn delen die niet als afzonderlijk woord bestaan (zoals on- en -elijk).

Voorbeelden

boeddhist, christusachtig, goddelijk, messiaans, onchristelijk

Regel 5 - Godsdienstige praktijken en voorwerpen

Schrijf namen van godsdienstige praktijken en voorwerpen klein.

Het zijn soortnamen.

Voorbeelden

de bar mitswa, de biecht, de eerste communie, een eucharistieviering, een crucifix, een gebedssnoer, de hadj, een hostie, een onzevader, een psalm, de vespers, het vrijdaggebed, een weesgegroetje

Regel 6 - Heilige boeken

Schrijf de naam van (een deel van) een heilig boek met een hoofdletter als de tekst wordt bedoeld.

Voorbeelden
  • de Bijbel, Genesis, de Koran, het Nieuwe Testament, het Oude Testament, de Pentateuch, de Psalmen, de Talmoed, de Veda
  • in samenstellingen: een Bijbellezing, een Bijbelvertaling, een Koraninterpretatie, een Koranschool
  • in afleidingen: Bijbels, on-Bijbels, Talmoedisch, Talmoedist

Regel 7

Schrijf de naam van een heilig boek klein als een exemplaar van het boek wordt bedoeld.

Het gaat dan om een soortnaam.

Voorbeelden
  • een mooi uitgegeven bijbel, een versierde koran
  • in samenstellingen: bijbelpapier, thorarol

Zie ook