Regel 1 - Hoofdregel
Schrijf de naam van een taal, een dialect of een andere taalvariëteit met een hoofdletter.
Een taalnaam die is afgeleid van een aardrijkskundige naam, behoudt de hoofdletters van de aardrijkskundige naam.
Regel 2
Schrijf aanduidingen die een negatieve waardering voor een taal of een manier van spreken uitdrukken, klein.
Regel 3 - Afleidingen
Schrijf zelfstandige naamwoorden en werkwoorden die van taalnamen zijn afgeleid, klein.
Regel 4 - Samenstellingen
Schrijf elementen als hoog, laat, middel, nieuw, oud, plat, standaard en vroeg met een hoofdletter in de naam van een taal of dialect.
Regel 4.1
UITZONDERING: Schrijf elementen als laat, oud en vroeg klein als het geheel niet naar een taalnaam maar naar een situering in de tijd verwijst.
Regel 5 - Woordgroepen
Schrijf elementen als antiek, hedendaags, klassiek en modern klein als ze worden gebruikt in een woordgroep met een taalnaam.
Zie ook
Hoofdletters - 01. Hoofdregels (hoofdletter of kleine letter)
Hoofdletters - 02. Persoonsnamen
Hoofdletters - 03. Aanspreekvormen, functiebenamingen en titulatuur
Hoofdletters - 04. Heilige namen en begrippen
Hoofdletters - 05. Aardrijkskundige namen
Hoofdletters - 07. Namen van volkeren, etnische en religieuze groepen
Hoofdletters - 08. Namen van artistieke, culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen
Hoofdletters - 09. Namen van dagen, feestdagen, periodes en historische gebeurtenissen
Hoofdletters - 10. Namen van instanties, bedrijven, organisaties, gebouwen en merken
Hoofdletters - 11. Titels van boeken, films, artistieke onderscheidingen en evenementen
Hoofdletters - 12. Duitse woorden
Hoofdletters - 13. Letteraanduidingen