Gedaan met laden. U bevindt zich op: varen (vervoegen) Taaladviezen

varen (vervoegen)

Vervoeging:

  • ik vaar, jij vaart, wij varen
  • ik voer, wij voeren
  • ik heb gevaren
  • de gevaren koers

Voor de verleden tijd van varen wordt soms ook wel vaarde gebruikt, maar die vorm wordt niet als standaardtaal beschouwd. Ook bij werkwoorden als afvaren, bevaren, blindvaren, rondvaren, uitvaren en welvaren is voer de vorm voor de verleden tijd. Het maakt daarbij niet uit of het werkwoord een letterlijke of figuurlijke betekenis heeft.

  • Dat schip bevoer alle grote Europese rivieren.
  • We voeren uren rond op de Noordzee.
  • Ze voer weer tegen mij uit.
  • We voeren daar wel bij.