Gedaan met laden. U bevindt zich op: zijn / haar Taaladviezen

zijn / haar

We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).

In drie gevallen wordt dikwijls verwezen met haar, waar in de regel zijn het correcte verwijswoord is. Dat is het geval bij:

1. onzijdige of mannelijke verzamelnamen
In de praktijk wordt naar onzijdige of mannelijke verzamelnamen, zoals bestuur, collectief, comité, bond of raad, geregeld met haar verwezen, ook door standaardtaalsprekers. Toch is er een vrij grote groep taalgebruikers die dat gebruik afkeurt. Daarom is het niet duidelijk of ook het verwijzen met haar bij zulke verzamelnamen tot de standaardtaal kan worden gerekend. Verwijzing met zijn is in elk geval correct.

  • Het bestuur verdeelt de taken onder zijn leden.
  • De raad moet zijn beslissingen verantwoorden.

2. firmanamen die geen betekenisvol kernwoord hebben
Zulke benamingen beschouwen we als onzijdig. Als we een lidwoord toevoegen, gebruiken we het onzijdige lidwoord het, bijvoorbeeld in het wereldwijd bekende Pepsi.

  • Toen vierde Miele zijn honderdste verjaardag.
  • Plantyn meldt dat op zijn website.

3. namen van steden, landen en werelddelen
Zulke benamingen zijn doorgaans onzijdig: het Frankrijk van na de oorlog.

  • Brussel heeft nu zijn eigen strand.
  • Londerzeel eert daarmee zijn beroemde inwoner.

Als we de naam van een bedrijf of van een stad, land of werelddeel door een soortnaam laten voorafgaan, richt het bezittelijk voornaamwoord zich naar dat woord.

  • De gemeente Londerzeel eert daarmee haar beroemde inwoner. (gemeente is een vrouwelijk woord)
  • De uitgeverij Plantyn meldt dat op haar website. (uitgeverij is een vrouwelijk woord)

Bij het-woorden die naar een vrouwelijke persoon of een vrouwelijk dier verwijzen, gebruiken we meestal haar. Het biologische geslacht weegt in dat geval sterker door dan het grammaticale.

  • Het meisje neemt haar fiets.
  • Het afdelingshoofd viert haar verjaardag.
  • Elk kippetje zoekt haar haan.