Zowel aan hebben als aanhebben is correct. Combinaties van een bijwoord en hebben die letterlijk betekenen ‘aan, rond of voor het lichaam dragen' of ‘in/op een deel van het lichaam dragen', kunnen los én aaneengeschreven worden.
- Ik vraag me af of Siska een jas aan had / aanhad toen ze vertrok.
- Als jij die sjaal om hebt / omhebt, herken ik je bijna niet meer.
- Zorg dat je een schort voor hebt / voorhebt als je chocolademousse gaat maken.
- Ik vind dat Zahra vandaag prachtige oorbellen in heeft / inheeft.
- Wat vind je van de bril die Elton vandaag op heeft / opheeft?