Aanhoren (‘aandachtig luisteren naar’) kan met verschillende klemtonen worden uitgesproken: áánhoren en aanhóren.
De uitspraak áánhoren komt in het hele taalgebied voor. Met die klemtoon is aanhoren een scheidbaar samengesteld werkwoord.
Vervoeging:
- ik hoor (je) aan, jij hoort (me) aan, wij horen (je) aan
- … dat ik (je) aanhoor, jij (me) aanhoort, wij (je) aanhoren
- ik hoorde (je) aan, wij hoorden (je) aan
- … dat ik (je) aanhoorde, wij (je) aanhoorden
- ik heb (je) aangehoord
- om aan te horen
In België kan aanhoren ook worden uitgesproken met de klemtoon op de tweede lettergreep: aanhóren . Het is dan een onscheidbaar samengesteld werkwoord.
Vervoeging:
- ik aanhoor (je), jij aanhoort (me), wij aanhoren (je)
- … dat ik (je) aanhoor, jij (me) aanhoort, wij (je) aanhoren
- ik aanhoorde (je), wij aanhoorden (je)
- … dat ik (je) aanhoorde, wij (je) aanhoorden
- ik heb (je) aanhoord
- om te aanhoren