Gedaan met laden. U bevindt zich op: aanleunen (betekenis) Taaladviezen

aanleunen (betekenis)

Het werkwoord aanleunen betekent in de standaardtaal in het hele taalgebied onder meer ‘schuins te­gen iets steu­nen of rus­ten’ of figuurlijk ‘dicht bij het ge­noem­de zit­ten, er bij­na toe be­ho­ren’. Het wordt dan gecombineerd met het voorzetsel tegen.

  • Hij leunde tegen de lantaarnpaal aan om op adem te komen.
  • Ze leunt tegen de top aan, maar ze heeft nog werkpunten.

In de standaardtaal in België kan aanleunen ​​ook gebruikt worden in de figuurlijke betekenis ‘aansluiten bij, overeenkomst vertonen met, verwant zijn aan, beïnvloed zijn door’. Het werkwoord wordt dan gecombineerd met het voorzetsel bij.

  • Zijn stijl leunt aan bij het Vlaamse expressionisme van het interbellum.
  • De kinderen ontdekken aspecten van het bos die dicht bij hun leefwereld aanleunen.