Achteraan kan altijd in één woord geschreven worden als het deel van een zinsdeel is of op zichzelf een zinsdeel vormt. Als achter weggelaten kan worden, is ook de spelling in twee woorden correct.
- Maak het elektriciteitssnoer achteraan / achter aan de pomp vast.
- Tegen die tijd liep ik achteraan het peloton.
- We stonden achteraan de rij.
- Tegen die tijd liep ik achteraan in het peloton.
- De onderhoudsproducten staan achteraan op het rek.
- Maak het elektriciteitssnoer achteraan vast.
- Tegen die tijd liep ik achteraan.
Achter aan wordt altijd in twee woorden geschreven als beide woorden tot een verschillend zinsdeel behoren.
- Farida bleef achter aan de eettafel, met haar hoofd op de placemat die haar moeder had klaargelegd. (achter en blijven vormen samen het werkwoord achterblijven)