doorgaan / plaatsvinden / plaatshebben / plaatsgrijpen
De werkwoorden doorgaan, plaatsvinden, plaatshebben en plaatsgrijpen hebben een verwante betekenis maar zijn niet synoniem.
Doorgaan kunnen we in de standaardtaal gebruiken als het onzeker was of is of een gebeurtenis zou of zal plaatsvinden, bijvoorbeeld door uitstel of bij bezwaren of andere moeilijkheden. Heel vaak wordt doorgaan gebruikt in zinnen met woorden als niet en toch.
- Ondanks het slechte weer kon de wandeltocht toch doorgaan.
- Bij slecht weer gaat de wandeltocht niet door.
- Weet jij of het interview morgen doorgaat?
Als er sprake is van onzekerheid, kunnen ook plaatsvinden en plaatshebben gebruikt worden, maar de focus ligt dan niet op het wel of niet plaatsvinden, maar op een specifiek zinsdeel dat iets zegt over waar of wanneer iets plaatsvindt of de omstandigheden waaronder iets gebeurt.
- Het is onduidelijk of de vergadering morgen zal plaatsvinden.
- Kun jij zeggen waar de bijeenkomst precies plaatsheeft?
In België wordt doorgaan ook vaak gebruikt in contexten waarin er geen sprake is van uitstel, bezwaren of moeilijkheden. Het is niet duidelijk of dat gebruik van doorgaan tot de standaardtaal in België gerekend kan worden. Er is een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers die dat afkeurt. In contexten waarin er geen sprake is van uitstel, bezwaren of moeilijkheden, is plaatsvinden of plaatshebben standaardtaal in het hele taalgebied.
- De vergadering heeft plaats / vindt plaats op 2 december.
- De manifestatie zal op het marktplein plaatshebben / plaatsvinden.
Plaatsgrijpen is alleen gebruikelijk als iets plotseling, onverwachts of met grote gevolgen gebeurt.
- Er zullen nog grote veranderingen plaatsgrijpen.
Doorgaan kan in de standaardtaal worden gebruikt om aan te duiden dat iets zijn gang voortzet, dat iemand voortgaat met een bepaalde handeling of dat iets voortduurt.
- Deze trein gaat door naar Oostende.
- De minister gaat door met zijn hervormingsplannen.
- De besprekingen gaan de hele nacht door.
Doorgaan is geen standaardtaal in de betekenis ‘weggaan, naar huis gaan’.
- Na de vergadering ging hij meteen weg / naar huis.