een handvol, een handjevol (enkelvoud of meervoud)
Een persoonsvorm die volgt op een onderwerp met een handvol (of een handjevol) kan, afhankelijk van de context, in het enkelvoud of in het meervoud staan.
Als in het onderwerp van een zin een handvol (of een handjevol) gevolgd wordt door een meervoudig zelfstandig naamwoord, kan de persoonsvorm bijna altijd zowel in het enkelvoud als in het meervoud staan.
- Een handvol kinderen is / zijn ziek geworden tijdens de schoolreis.
- Een handvol kinderen heeft / hebben diarree gekregen tijdens de schoolreis.
Als een handvol gevolgd wordt door een van-bepaling met een meervoudig zelfstandig naamwoord, kan het ook met zowel een enkelvoudige als een meervoudige persoonsvorm gecombineerd worden.
- Een handvol van de kinderen is / zijn ziek geworden tijdens de schoolreis.
- Een handvol van de kinderen heeft / hebben diarree gekregen tijdens de schoolreis.
Als er een bijvoeglijk naamwoord tussen een en handvol staat, heeft een enkelvoudige persoonsvorm de voorkeur. De klemtoon ligt dan op de eenheid als groep.
- Een klein handvol kinderen is te laat gearriveerd.
Soms ligt een meervoudige persoonsvorm meer voor de hand. De klemtoon ligt dan op de afzonderlijke elementen van de groep.
- Een handvol deelnemers kwamen een voor een binnengedruppeld.
- Er klonken een handvol schoten vlak na elkaar.