Gedaan met laden. U bevindt zich op: erop in / eropin* / er op in* Taaladviezen

erop in / eropin* / er op in*

We schrijven erop in in twee woorden. Erop is een voornaamwoordelijk bijwoord dat we kunnen vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel op en een naamwoord. In maakt bij deze woorden altijd deel uit van een afzonderlijk zinsdeel. Dat is het geval bij samengestelde werkwoorden als ingaan (op iets), inslaan (op iets), inhakken (op iets), inbeuken (op iets), inrammen (op iets), inhaken (op iets), inrijden (op iets), inspelen (op iets), (iets) instellen (op iets), inrijden (op iets), (iets) inrichten (op iets).

  • De klant ging erop in. (= de klant ging in op iets, bijvoorbeeld op het aanbod)
  • De lesgever ging erop in. (= de lesgever ging in op iets, bijvoorbeeld op de vragen van de cursist)
  • De politie ramde erop in. (= de politie ramde in op iets, bijvoorbeeld op de betogers)
  • De betogers vatten de reactie op als een oorlogsverklaring en sloegen erop in. (= de betogers sloegen in op iets, bijvoorbeeld op de politie)

De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord erop zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en op een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.

  • De klant ging er gisteren op in / gisteren erop in.
  • De politie ramde er telkens weer op in / telkens weer erop in.

De spellingen eropin*, in één woord, en er op in*, in drie opeenvolgende woorden, zijn in geen enkel geval correct.