Gedaan met laden. U bevindt zich op: eropaf / erop af / er op af* Taaladviezen

eropaf / erop af / er op af*

We schrijven erop af in twee woorden als af deel uitmaakt van een afzonderlijk zinsdeel. Dat is het geval bij samengestelde werkwoorden zoals afgaan (op iets), afketsen (op iets), afknappen (op iets), afkomen (op iets), afsturen (op iets), afstormen (op iets). U kunt het voornaamwoordelijk bijwoord erop herkennen aan het feit dat u het kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel op en een naamwoord.

  • Het leger ging erop af. (= afgaan op iets, het leger ging op iets af, bijvoorbeeld op de vijand)
  • Het leger is erop afgegaan. (= afgaan op iets, het leger is op iets afgegaan, bijvoorbeeld op de vijand)
  • We sturen de politie erop af. (= afsturen op iets, we sturen de politie op iets af, bijvoorbeeld op de relletjes)
  • De keitjes zijn erop afgeketst. (= afketsen op iets, de keitjes zijn op iets afgeketst, bijvoorbeeld op de bodem)

We schrijven eropaf aan elkaar als het geheel een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is in de praktijk alleen het geval in de uitroep of kreet eropaf. U kunt eropaf vervangen door de oorspronkelijke voorzetselcombinatie op … af en een naamwoord.

  • De legeraanvoerder riep: ‘Eropaf!' (= op iets af, bijvoorbeeld op de vijand af!)

De spelling er op af*, in drie opeenvolgende woorden, is in geen enkel geval correct.