ertegenin / ertegen in / er tegenin* / er tegen in*
We schrijven ertegen in in twee woorden als in deel uitmaakt van een afzonderlijk zinsdeel. Ertegen is dan een voornaamwoordelijk bijwoord dat we kunnen vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel tegen en een naamwoord. Dat is het geval bij samengestelde werkwoorden als ingaan (tegen iets of iemand), (iets) inbrengen (tegen iets of iemand) en indruisen (tegen iets).
- De ouders gingen ertegen in. (= de ouders zijn ingegaan tegen iets/hebben zich verzet tegen iets, bijvoorbeeld tegen de beslissing van de klassenraad)
- De wijkvereniging ging ertegen in. (= de wijkvereniging ging in tegen iemand/heeft zich verzet tegen iemand, bijvoorbeeld tegen de gemeenteraad)
- Deze wet gaat ertegen in. (= deze wet gaat in tegen iets/is in strijd met iets, bijvoorbeeld tegen de grondwet)
- We brachten ertegen in dat we al een voorschot betaald hadden. (= we brachten iets in tegen iets, bijvoorbeeld tegen de factuur)
- Zulke acties druisen ertegen in. (= zulke acties druisen in tegen iets, bijvoorbeeld tegen de gemaakte afspraken)
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ertegen zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en tegen een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.
- De ouders gingen er opnieuw tegen in / opnieuw ertegen in.
- De wijkvereniging ging er onmiddellijk tegen in / onmiddellijk ertegen in.
In sommige gevallen schrijven we ertegenin helemaal aan elkaar. We schrijven ertegenin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de hele combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. De vorm -tegenin gaat terug op de voorzetselcombinatie tegen … in.
- De wandelaars gingen ertegenin / zijn ertegenin gegaan. (= de wandelaars gingen (stapten) tegen iets in, bijvoorbeeld tegen de stroom in)
- De stroming is erg sterk, dus ertegenin zwemmen is nauwelijks te doen. (= zwemmen tegen iets in, bijvoorbeeld tegen de stroming in)
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ertegenin zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en tegenin een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.
- De wandelaars gingen er de hele tijd tegenin / de hele tijd ertegenin.
De spellingen er tegenin*, in twee opeenvolgende woorden, en er tegen in*, in drie opeenvolgende woorden, zijn in geen enkel geval correct.