De woorden naamloos en nameloos hebben een verschillende betekenis.
Naamloos betekent ‘zonder naam'.
- Hun kinderen waren de eerste dagen van hun leven naamloos.
- Hun baby is een maand naamloos gebleven.
De betekenis van nameloos is ‘onnoemelijk groot', ‘erg'.
- Op de inschrijvingsdag was er een nameloze chaos.
- Hij is nameloos gelukkig.