Iemand opvorderen en iemand vorderen zijn standaardtaal in België in de betekenis ‘verplichten een taak uit te voeren, (bij een staking) dwingen te werken’.
- De politie moet geregeld huisartsen opvorderen / vorderen om alcoholcontroles uit te voeren.
- Tijdens een treinstaking kan een aantal machinisten en treinbegeleiders opgevorderd / gevorderd worden voor de minimale dienstverlening.
Iets vorderen en iets opvorderen zijn standaardtaal in het hele taalgebied in de betekenissen ‘opeisen’ en ‘in beslag nemen’.
- Met veel tumult kwam hij zijn erfenis vorderen / opvorderen.
- Tijdens de oorlog werden alle fietsen door het bezettingsleger gevorderd / opgevorderd.