Gedaan met laden. U bevindt zich op: plegen (vervoegen) Taaladviezen

plegen (vervoegen)

Afhankelijk van de betekenis wordt plegen anders vervoegd.

Vervoeging in de betekenis ‘zich met iets bezighouden, iets uitoefenen of uitvoeren’:

  • Ik pleeg, jij pleegt, wij plegen
  • Ik pleegde, hij pleegde, wij pleegden
  • Ik heb gepleegd
  • De gepleegde feiten.

Vervoeging in de betekenis ‘gewend zijn’:

  • Ik pleeg, jij pleegt, wij plegen
  • Ik placht, hij placht, wij plachten

In de betekenis ‘gewend zijn, gewoonlijk gebeuren’ is er geen voltooid deelwoord.