Gedaan met laden. U bevindt zich op: rubber / rubberen Taaladviezen

rubber / rubberen

Zowel rubber als rubberen is correct als bijvoeglijk naamwoord. De betekenis is ‘gemaakt van rubber'.

  • Ik trek mijn rubber / rubberen laarzen aan om te gaan wandelen.

Rubber komt in dezelfde betekenis ook voor als eerste deel in samenstellingen, met de hoofdklemtoon op rubber. In dat geval is het een zelfstandig naamwoord.

  • Ik trek mijn rubberlaarzen aan om te gaan wandelen.

Rubber komt als zelfstandig naamwoord ook voor in samenstellingen waarin het niet de betekenis ‘gemaakt van rubber' heeft. Zulke combinaties moeten aaneengeschreven worden. Bijvoorbeeld: rubberinvoer (‘invoer van rubber'), rubberfabrikant (‘fabrikant van rubber').