Gedaan met laden. U bevindt zich op: spits: de spits / het spits, de spits afbijten / het spits afbijten Taaladviezen
spits: de spits / het spits, de spits afbijten / het spits afbijten
Het zelfstandig naamwoord spits is in alle betekenissen een de-woord.
- De haan staat op de spits van de toren.
- Mijn zoon speelde in de spits tijdens de voetbalwedstrijd afgelopen zondag.
- Tijdens de spits zitten lijnbussen vaak overvol.
Alleen in de vaste uitdrukkingen de/het spits afbijten (‘de eerste in de aanval zijn', ‘iets als eerste doen') en de/het spits bieden aan (‘zich krachtig verzetten tegen') kan spits ook een het-woord zijn.