Toelichting bij Deel II. Rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten - APKB en aard tewerkstellingsverband
APKB
Met het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de hervorming van de slectieprocedures en andere bepalingen, en tot opheffing van het APKB werd het APKB opgeheven voor de diensten van de Vlaamse overheid die ressorteren onder het VPS.[32]
Door de zesde Staatshervorming verliest het APKB zijn bevoegdheidsverdelende macht en konden gemeenschappen en gewesten maatregelen nemen die hiervan afwijken. Afwijkende maatregelen moeten gepaard gaan met een opheffing van de relevante APKB-bepalingen.[32]
Tot dusver werd geen gebruik gemaakt van de beleidsvrijheid en werd het APKB gevolgd.[32]
Voor de komst van voormeld besluit waren onderstaande bepalingen van het APKB relevant voor de rechtspositie van de personeelsleden van de Vlaamse overheid:[32]
Artikel 3
"Onverminderd hetgeen is bepaald in de artikelen 4 tot en met 8, regelt het statuut de rechten, de plichten, de onverenigbaarheden, evenals de voorwaarden inzake cumulatie van activiteiten."
Artikel 4
"De ambtenaren oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.
Zij dienen daartoe de van kracht zijnde wetten en reglementeringen, alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie, van de overheid waartoe zij behoren, na te leven."
Artikel 5
"§ 1. De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie.
§ 2. Buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de ambtenaren elke handelswijze die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
Zelfs buiten hun ambt doch ter oorzake ervan, mogen de ambtenaren rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen."
Artikel 6
"De ambtenaren hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.
Het is hun enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op ’s lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de mededingingspositie van het organisme waarin de ambtenaar is tewerkgesteld, kunnen schaden.
De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de ambtenaren die hun ambt hebben neergelegd."
Artikel 7
"§ 1. De ambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakvervulling. Het statuut legt de nadere regels ter zake vast.
§ 2. De ambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
De ambtenaar heeft recht op opleiding die nuttig is voor zijn functioneren in de organisatie. De overheid voorziet in die opleiding en waarborgt tevens de toegang tot de voortgezette opleiding onder meer met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan.
Periodes van afwezigheid gerechtvaardigd door deelname aan verplichte opleidingsactiviteiten worden in ieder opzicht gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit."
Artikel 8
"Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen."
Onderscheid naar aard van het tewerkstellingsverband
De rechtsposities daterend van voor dit raamstatuut bepaalden dat zowel de deontologische rechten en plichten, de regeling inzake intellectuele eigendomsrechten als de onverenigbaarheden en cumulatie van beroepsactiviteiten van toepassing waren op de ambtenaren (en "stagiairs") en op de contractuele personeelsleden.
Derhalve wordt in dit deel gesproken van personeelsleden, zijnde de ambtenaren (inclusief deze op proef) en de contractuelen. Ook wordt het woord "ambt" vervangen door het neutralere "functie" doch hiermee wordt ook het bekleden van een functie in ruime zin in overheidscontext bedoeld en niet alleen de functie zelf van het personeelslid met haar concrete taken.
De niet-naleving van de statutaire rechten en plichten geeft enkel voor de ambtenaar (dus inclusief deze op proef) aanleiding tot een tuchtregeling zoals bepaald in dit besluit (zie deel VIII "Tuchtregeling").