EPC NR: Controle meetgegevens
Zodra is vastgesteld dat alle verplichte metingen minstens kunnen uitgevoerd worden (de meetapparatuur is aanwezig en voldoet aan de kwaliteitseisen), kunt u de meetgegevens verzamelen. Vervolgens gaat u na of deze meetgegevens bruikbaar zijn.
Zelfs als de verplichte metingen opgemeten worden én de meters voldoen aan de kwaliteitsvoorwaarden is dat geen garantie dat het energielabel kan bepaald worden.
De effectieve meetgegevens moeten immers ook voldoen aan de onderstaande voorwaarden. Wanneer bepaalde meetgegevens onbruikbaar zijn (bijv. door een defect of storing van een meter) moet u deze verwerpen en zijn mogelijk alsnog niet alle verplichte meetgegevens beschikbaar.
Meetgegevens zijn bruikbaar wanneer ze voldoen aan de volgende voorwaarden:
- alle meetgegevens hebben een correcte meetperiode en frequentie
- de meetgegevens vertonen geen abnormaal verloop.
Indien bepaalde meetgegevens verworpen worden, gaat u na of met de resterende meters nog steeds minstens de verplichte metingen kunnen opgemeten worden.
Bij metingen wordt onderscheid gemaakt tussen de meetperiode en de meetfrequentie. In de context van dit EPC wordt hieronder het volgende verstaan:
- De meetperiode is de periode waarover het totale verbruik wordt opgenomen voor het EPC. Deze kan 1, 2, 3, 4 of 5 jaar zijn. Deze moet steeds dezelfde zijn voor alle meetgegevens voor eenzelfde scope.
- De meetfrequentie slaat op hoe vaak meterstanden worden opgenomen, de meetfrequentie is minstens gelijk aan de meetperiode, maar kan ook hoger (= frequentere opnames) zijn. De meetfrequentie mag verschillen voor de verschillende meetgegevens voor eenzelfde scope. Bv.: het gasgebruik wordt jaarlijks opgemeten en het elektriciteitsgebruik maandelijks.
De voorwaarde voor de meetperiode is gebaseerd op de sterke invloed van het gebruikersgedrag, weersomstandigheden… op het energiegebruik. Het is dus belangrijk de balans steeds op te maken met metingen die over eenzelfde periode opgemeten zijn, dit zowel in lengte van de periode (bv. 1 jaar) als in effectieve data (bv. maart 2022 tot maart 2023).
Wanneer een hogere meetfrequentie dan jaarlijks werd toegepast, worden voor de invoer in de applicatie de tussentijdse meterstanden eerst handmatig gesommeerd. Een hogere meetfrequentie kan nuttig zijn voor een gedetailleerdere monitoring van de aanwezige systemen en een correctere inschatting van het energiegebruik. Door een maandelijkse meteropname kunnen eventuele defecten van meters of installaties sneller gedetecteerd en verholpen worden dan bij jaarlijkse opnames . Dit kan op zijn beurt leiden tot een reële energiebesparing.
Meterstanden worden gedurende één jaar maandelijks opgenomen. In dit voorbeeld is de meetperiode 1 jaar en de meetfrequentie maandelijks.
- Het gas- en elektriciteitsgebruik wordt door de nutsmeters per kwartier geregistreerd. De energiedeskundige beschikt over de gegevens voor een periode 1/3/2021 tot 1/3/2022.
→ Deze gegevens mogen gebruikt worden. Ze hebben immers eenzelfde meetperiode (1/3/2021 tot 1/3/2022). De frequentie (op kwartierbasis) is in dit geval dezelfde voor de metingen, maar dit is niet verplicht.
- Herneem het bovenstaande voorbeeld maar veronderstel dat er geen gasaansluiting is. De verwarmingsinstallatie werkt op stookolie. De gegevens van het elektriciteitsgebruik zijn dezelfde als in bovenstaand voorbeeld. Het stookoliegebruik wordt jaarlijks in december opgemeten, de energiedeskundige heeft dus gegevens van het stookoliegebruik tussen december 2021 en december 2022.
→ Deze gegevens mogen niet gebruikt worden. De meetperiode voor stookoliegebruik (december 2021 tot december 2022) is immers verschillend van deze voor elektriciteit (maart 2021 tot maart 2022).
- Herneem het bovenstaande voorbeeld maar veronderstel dat het stookoliegebruik jaarlijks wordt opgemeten in maart, de energiedeskundige beschikt over het stookoliegebruik tussen 13 maart 2021 en 25 maart 2022.
→ Deze gegevens mogen gebruikt worden. De meetperiode moet immers maar tot op de maand van opname overeenkomen. Aangezien alle meterstanden van maart 2021 tot maart 2022 beschikbaar zijn mogen deze gebruikt worden, ook al is de meetfrequentie van de stookolie niet dezelfde als die van de elektriciteit.
Door de grote verscheidenheid aan mogelijke metingen en situaties is er geen vaste werkwijze om na te gaan of de meetgegevens realistisch zijn. In eerste instantie bekijkt u de meetgegevens kritisch en met gezond verstand. Wanneer bv. het elektriciteitsgebruik van een kantoorgebouw dat tijdens de meetperiode in gebruik was maar 3 000 kWh bedraagt, is er vermoedelijk iets mis. Dit is immers een gebruik dat te verwachten valt voor een gemiddeld gezin en is dus onrealistisch laag voor dit gebouw.
Een abnormaal verloop van de meetwaardes kan liggen aan een defect van de meter of een andere reden hebben (bv. een defect van de installatie). Wanneer de afwijkende meting kan verklaard worden en wel een correcte meting van het energiegebruik is, kan deze alsnog gebruikt worden. Wanneer deze niet verklaard kan worden of bij twijfel, worden de meetgegevens verworpen.
Hieronder staan ook enkele tips en eenvoudige controles die al een groot deel van de foute meetgegevens aan het licht zal brengen:
- Beginwaarde = eindwaarde: de meterstand is ongewijzigd gedurende de meetperiode, dit kan wijzen op een defect van de meter.
- Ontbrekende waarden (bv. bij uitlezing per maand): bv. het stookoliegebruik wordt maandelijks genoteerd, maar voor de maanden december en januari is er geen stookoliegebruik. De beginmeterstand is ook niet genoteerd, waardoor het verschil met de eindmeterstand niet kan gemaakt worden. Vermoedelijk werd het stookoliegebruik dus niet opgemeten tijdens deze maanden.
- De meetwaardes zijn constant doorheen de tijd: bv. het elektriciteitsgebruik van een warmtepomp is voor elke maand exact hetzelfde. Dit duidt meestal op een fout in het meettoestel of de sensor.
- Vergelijk de meetwaarden met enkele benchmarks:
- Zet de meetwaarden om naar een energiegebruik per m². Is deze waarde realistisch voor het type gebouw?
- Een PV-installatie heeft een typische jaaropbrengst in kWh = 0.85 x Wp. Dus een installatie van 10 kWp zal iets in de grootte-orde van 8500 kWh produceren per jaar.
- De opbrengst van windmolens is afhankelijk van de windsnelheid. Typisch zijn gemiddelde windsnelheden 3 à 4 m/s, al kan dit uiteraard wel afwijken i.f.v. de ligging en de hoogte van het gebouw.
- Wanneer voor een opwekker meerdere meetlocaties worden opgemeten, kan het rendement worden ingeschat. Is deze waarde realistisch?
- Voor een ketel is het gemiddelde rendement over de meetperiode gelijk aan de geproduceerde warmte gedeeld door de hoeveelheid opgemeten brandstof (gas, stookolie, …).
- Voor een WKK is het totale rendement (elektrisch + thermisch) doorgaans in de grootte-orde van 85%.
- Bij een warmtepomp gelden de volgende typische waardes voor de SPF (jaar-COP’s):
- 3 à 5 voor elektrische warmtepompen (lucht-warmtepompen eerder lager dan bodem-warmtepompen)
- 1,1 à 1,5 voor gaswarmtepompen.
Bij een warmtepomp met meerdere metingen (locatie 1 of 2 voor warmte en 3 voor elektriciteit) kan de jaargemiddelde COP (SPF) berekend worden:
SPF= jaarCOP= M2/M3=M1/M3+1
Veronderstel een elektrische warmtepomp met een gemeten elektriciteitsgebruik van 800 kWh (meetlocatie 3) en totale geproduceerde warmte van 8000 kWh (meetlocatie 2). De SPF op basis van deze metingen = 8000 kWh/800 kWh = 10. Deze waarde is onrealistisch hoog. Vermoedelijk is er iets misgelopen bij de metingen.
Veronderstel een elektrische warmtepomp met een gemeten elektriciteitsgebruik van 800 kWh (meetlocatie 3) en een hoeveelheid opgemeten warmte van 800 kWh (meetlocatie 1). De SPF op basis van deze metingen = 800 kWh/800 kWh +1 = 2. Deze waarde is eerder laag. Dit kan wijzen op een defect van de meter maar kan ook wijzen op een slecht functioneren van de installatie. Dit kan verder onderzocht worden met bv. de gebouwbeheerder. Voor meer achtergrond, zie hoe worden warmtepompen ingerekend in het energielabel.
Veelgestelde vragen
Het betreft bijvoorbeeld een gebouw dat enkele jaren leegstaat alvorens het verkocht wordt, dus van de laatste jaren kunnen geen relevante verbruiksgegevens worden opgegeven. De eigenaar heeft echter nog de verbruiksgegevens van toen het gebouw nog in gebruik was.
In het geval het gebouw lange tijd leeg stond, kunt u terugvallen op oudere meetgegevens. De aanvang van de meetperiode mag wel maximaal 5 jaar voor het plaatsbezoek liggen. Let wel dat u ook voor deze ‘oude’ meetgegevens moet nagaan of ze realistisch zijn, net als u zou doen bij meetgegevens die u zelf heeft opgenomen tijdens een plaatsbezoek.
Voor de invoer in de software hebt u 2 opties: u voert de gegevens in als het resultaat van een meetperiode van 4 jaar (3 jaar leegstand + 1 jaar gebruik) of van een meetperiode van 1 jaar (het jaar van gebruik). Bij de eerste optie is het wel aan te raden om in opmerking mee te geven dat het gaat om een uitzonderlijk geval, namelijk 3 jaar geen gebruik.
Let op, beide opties leveren een ander resultaat op. Ze zijn evenwel beiden ‘juist’. Het ligt eraan welke boodschap je aan de eigenaar wenst mee te geven. Het is belangrijk om dit met de eigenaar te bespreken en voldoende te duiden in het certificaat.
Het is dus toegestaan om meetgegevens voor gebouwen die (tijdelijk) leeg stonden tijdens de meetperiode te gebruiken om het EPC op te stellen. Bij een volgende hernieuwing van het EPC NR, wanneer het gebouw wel terug in gebruik is, moet de eis gehaald worden.
Bij bijv. nutsmeters die niet ter plaatse uitgelezen kunnen worden, is vaak alleen het energiegebruik over de meetperiode bekend en niet de begin- en eindmeterstand. In dit geval geeft u als beginmeterstand 0 kWh en als eindmeterstand het energiegebruik over de meetperiode. Als opmerking bij de meter voegt u toe dat de meterstanden niet uitgelezen kunnen worden.
Indien u het energiegebruik over de meetperiode hebt én de meterstand bij het einde van de meetperiode kunt aflezen, geeft u als eindmeterstand de afgelezen meterstand in en berekent u de beginmeterstand als ‘eindmeterstand – energiegebruik’ over de meetperiode.
Indien er geen meetgegevens zijn voor een verplichte meting en geen facturen om het energiegebruik te staven, maar de eindmeterstand kan wel uitgelezen worden, gaat u als volgt te werk. U geeft aan dat de minimaal verplichte metingen niet beschikbaar zijn. Vervolgens geeft u de meter in en als begin- en eindmeterstand geeft u de afgelezen eindmeterstand in. Dit heeft geen effect op de berekening maar kan bij de hernieuwing van het EPC wel nuttige informatie zijn voor de energiedeskundige.
Blijf op de hoogte
Schrijf u in op de EPC-nieuwsbrief