Gedaan met laden. U bevindt zich op: Nauwkeurigheid vloeibare brandstofmeters Meetnauwkeurigheid

Nauwkeurigheid vloeibare brandstofmeters

Op deze pagina vindt u meer informatie over de meetnauwkeurigheid van vloeibare brandstofmeters.

Normen

In de MID-richtlijn vallen stookoliemeters onder ‘Meetinstallaties voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water (MI-005)’. Deze meetinstallaties worden opgedeeld in vijf nauwkeurigheidsklassen. De tabel toont de verschillende nauwkeurigheidsklassen en hun maximaal toegelaten fout (MPE).

Deze nauwkeurigheid geldt voor het volledige meetbereik van de meter voor volumes groter dan of gelijk aan 2 liter. Deze nauwkeurigheid is dus pas geldig vanaf dat de meter 2 liter geteld heeft.

Zoals te zien in deze tabel wordt er een onderscheid gemaakt tussen meetinstallaties en meters op zich.
De MID-richtlijn definieert deze 2 begrippen als volgt:

  • Meter: een instrument ontworpen voor het continu meten, in een geheugen opslaan en weergeven van de hoeveelheid vloeistof onder meetomstandigheden die door een meerwaardeomvormer stroomt in een gesloten volledig gevulde leiding.
  • Meetinstallatie: een installatie die de meter zelf en alle benodigde toebehoren omvat om te zorgen voor een correcte meting of bedoeld is om de metingen de vergemakkelijken.

Wanneer bijvoorbeeld een meetinstallatie de nauwkeurigheidsklasse 1,0 heeft, betekent het dat die installatie een nauwkeurigheid van 1,0% heeft, terwijl een meter met diezelfde klasse zal meten met een nauwkeurigheid van 0,6%. De eisen voor een individuele meter zijn dus strenger dan voor een meetinstallatie om aan een klasse te voldoen.

Een stookoliemeting bestaat typisch uit enkel een teller zonder andere bijkomende componenten en valt dus onder de categorie meters.

De nauwkeurigheid van de meter is enkel geldig wanneer het werkingsgebied zich binnen het bereik van de meter bevindt. Dit bereik wordt voor een volumemeter voor water beschreven door de omgevingstemperatuur, de mediumtemperatuur, de mediumdruk en het debiet. Voor een stookoliemeter komt hier ook de viscositeit van het medium bij. Een olievolumemeter is namelijk geijkt voor een bepaald bereik van viscositeit. De viscositeit van verschillende types olie kan onderling sterk variëren alsook ten opzichte van de viscositeit van water.

Voorbeeld

De figuur toont een technische fiche van een rotorvolumemeter voor olie. Hierop is te zien dat de meter MID-gekeurd is en voldoet aan nauwkeurigheidsklasse 0,5. Deze informatie is meestal ook terug te vinden op het telwerk van de meter.

De klasse 0,5 wijst op een nauwkeurigheid van 0,3% voor de meter. Dit voldoet aan de opgelegde nauwkeurigheid in het inspectieprotocol. Verder voldoen ook MID-klassen (MI-005) 0,3 tot en met 1,5 aan de opgelegde nauwkeurigheden.