Webinar EPC NR op 18 september 2025
Op 18 september 2025 organiseerde het VEKA een webinar over een aantal cijfers en indicatoren, het stappenplan voor de opmaak van een EPC, lichte gevels, BACS en een aantal geplande wijzigingen in de regelgeving
Herbekijk het integrale webinar
Herlees de presentatieslides
Gestelde vragen tijdens het webinar
Stappenplan opmaak EPC
De aanvraag blijft momenteel zoals ze is, hiervoor zijn we afhankelijk van de reactietijd van de gemeente. U kan best steeds uw aanvraag duidelijk onderbouwen, met staving en argumentatie waarom er een wijziging moet gebeuren, zo kunnen de behandelaars van de vragen dit zo vlot mogelijk behandelen. Samen met Digitaal Vlaanderen bekijken we hoe we de gemeenten meer kunnen stimuleren de aanpassingen te doen, maar dit kost tijd.
Het klopt inderdaad dat een plaatsbezoek soms noodzakelijk zal zijn om de bepaling van gebouweenheden vast te stellen. In dit geval zullen dus bepaalde stappen kunnen samengenomen worden. Maar de eerste stap blijft dat de gebouwafbakening en de gebouweenheden dienen overeen te stemmen met de feitelijke situatie alvorens te starten met het ingeven van de gegevens in de software.
Bij aanvang van de opdracht kan de deskundige dit nagaan aan de hand van plannen of een schets. Tijdens het plaatsbezoek kan dit dan geverifieerd worden.
Dat was in het verleden inderdaad zo, maar is sinds de release van 11 september opgelost.
Vandaag is dit nog niet wettelijk verplicht, en gebeurt er dus ook geen controle op. We zullen in de komende maanden wat concrete richtlijnen rond dit advies formuleren.
BACS
We spreken van een installatie voor ventilatie wanneer minstens 10% van de vloeroppervlakte voorzien wordt van ventilatietoevoer of -afvoer.
Terra wordt niet beheerd door het VEKA, maar door het VEB. U kan hiervoor best contact opnemen met hen.
U hoeft hier geen formele uitzondering aanvragen. Als er maar één van de 3 installaties aanwezig is, geeft u via de schuifbalk aan dat het gebouw niet onder het toepassingsgebied valt.
U moet enkel rekening houden met comfortkoeling. Wanneer een server dus gekoeld wordt via een afzonderlijke installatie, wordt deze niet beschouwd.
De eis is enkel dat de verlichting moet uitschakelen wanneer er geen aanwezigheid meer gedetecteerd wordt. Er wordt niet geëist dat de lampen aanspringen wanneer wel aanwezigheid gedetecteerd wordt.
U hoeft deze niet specifiek te vermelden. Als de vermogens van de warmtewisselaars gekend zijn, en u oordeelt op basis daarvan dat het gebouw niet onder het toepassingsgebied valt, geeft u dat gewoon zo aan via de schuifbalk in de software.
Het gaat om het nominaal vermogen van de opwekkers.
DHet gaat over vermogen dat het gebouw binnenkomt. Indien er een warmtewisselaar aanwezig is, zal u daar het vermogen kunnen vaststellen. Zoniet, zal het in praktijk moeilijker zijn om af te splitsen, en rekent u gewoon met de 400kW.
Een split-unit wordt als een centrale opwekker beschouwd.
De BACS eis wordt opgelegd aan de eigenaar van de installatie, niet aan de eigenaar van het gebouw.
Voor BACS gelden dezelfde nauwkeurigheidsvereisten voor meters als bij het EPC NR.
Dan is het voldoen aan de BACS-eis een gedeelde verantwoordelijkheid van hen beiden.
Toekomstige aanpassingen
Voor gebouweenheden die reeds een EPC hebben zal er geen nieuw EPC dienen opgemaakt te worden. Elke gebouweenheid zal immers zijn label behouden, enkel wordt er een gewogen gemiddelde gemaakt op patrimoniumniveau om te voldoen aan de minimale labeleis.
Momenteel krijgen inderdaad alle gebouweenheden in dezelfde scope hetzelfde label toegewezen. Op patrimoniumniveau (gebouweenheden op verschillende sites) kunnen de gebouweenheden wel een verschillend label hebben. Er wordt dan een gewogen gemiddelde gemaakt tussen de verschillende labels om zo tot een label op patrimoniumniveau te bekomen. Op deze wijze zal dan kunnen aangetoond worden dat men aan de minimale labeleis voldoet over het gehele patrimonium gezien.
Voor elke gebouweenheid dient er nog steeds een label bepaald te worden. Dit kan uiteraard ook door verschillende deskundigen uitgevoerd worden. Op patrimoniumniveau wordt er nadien een gewogen gemiddelde gemaakt over alle gebouweenheden heen.
De juiste praktische werkwijze zal nog in de komende maanden vastgelegd worden. Op lange termijn is het sowieso de bedoeling dat dit ook in de gebouwenpas zichtbaar is.
Dat kan, maar is dus niet verplicht.
Een voorwaarde zal steeds zijn dat alle gebouweenheden die men wil samennemen in een patrimonium een bepaald label dienen te hebben (geen label X). Maar dat staat eigenlijk los van de eis op patrimoniumniveau. Het is sowieso nodig om een bepaald label te hebben, om aan de labeleis te kunnen voldoen.
Het gemeten totale energiegebruik en het hernieuwbare energiegebruik + restwarmtegebruik worden vermeld op het EPC in kWh/(m²jaar). Deze waarden worden per gebouweenheid vermenigvuldigd met de bruikbare vloeroppervlakte om via de optelling van deze waarden over het patrimonium heen het label te bepalen (in %). Maar zoals vermeld moet de exacte rekenmethode nog geformaliseerd worden via een Ministerieel Besluit.
Assistentiewoningen vormen steeds afzonderlijke gebouweenheden. Indien er geopteerd wordt voor de opmaak van een EPC NR kunnen de verschillende woningen wel samengenomen worden in dezelfde scope, en dus een gemeenschappelijk label bepalen. Maar er moet wel een EPC per assistentiewoning opgemaakt worden.
Een conciërgewoning zal ook kunnen meegenomen worden in de scope van het EPC NR. Er zal wel een afzonderlijk EPC voor de conciërgewoning moeten opgemaakt worden.
Dat advies is vooral bedoeld om de voor de hand liggende maatregelen aan te kaarten, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van een meter. Het is niet de bedoeling dat hier heel diepgaand renovatie-advies verstrekt wordt. We zullen in de komende maanden nog meer concrete richtlijnen rond dit advies opstellen.
Indien er geopteerd wordt om de wooneenheden niet mee op te nemen in het EPC NR gelden hiervoor dezelfde regels als overige residentiële eenheden. Een EPC is dan pas verplicht bij overdacht (verkoop/verhuur). Er dient dan wel een EPC GD (gemeenschappelijke delen) opgemaakt te worden indien er meer dan 2 wooneenheden aanwezig zijn.
Terra is verplicht voor de open data – verplichting. De EPC’s en het label op patrimoniumniveau zullen vermoedelijk eerder in gebouwenpas terecht komen. Er is momenteel al een traject lopende om de gebouwenpas en Terra beter op mekaar af te stemmen, en waar mogelijk een koppeling te voorzien.
De formaliteiten voor de overdracht van het projectdossier moeten nog vastgelegd worden in een ministerieel besluit. We zullen hier OVED bij betrekken, zodat er met deze bezorgdheden rekening zal gehouden worden.
Overige vragen
Het herrekenen van verbruiken is niet toegestaan. Het is wel toegestaan om de meetperiode te laten lopen over meerdere jaren (max. 5j). Indien u dus ook voor dezelfde periode van 5j de verbruiken voor gas en elektriciteit kent, kunt u deze gebruiken.
De minimale labeleis (label E) geldt voor alle publieke gebouwen en overheidsgebouwen (met uitzondering van onderwijsinstellingen) vanaf 01/01/2028.
Voor onderwijsinstellingen geldt deze minimale labeleis (label E), net zoals voor elke grote niet-residentiële eenheid, vanaf 01/01/2030. Dit is de regeling zoals ze nu al bestaat, er is geen aanpassing gepland.
Er bestaat geen afzonderlijk EPC voor gemene delen bij niet-residentiële gebouwen. Er zijn ook geen plannen om dat op korte termijn in te voeren.
De energiescore is een maat voor de energieprestatie van het gebouw op zich, zonder het gebruikersgedrag. Dit heeft zeker zijn plaats naast het energielabel op basis van gemeten gebruik en productie.
Er ligt hiervoor een piste op tafel, maar er is nog geen politieke goedkeuring. Het is in elk geval de bedoeling dit zo snel mogelijk te kunnen publiceren.
Dat is vandaag al mogelijk. Een hoofd lokale beheerder kan rechten toekennen via een gebruikersbeheer.
We begrijpen dat dit overkomt als een te strenge benadering, en voor diegenen die de materie goed beheersen ook een administratieve formaliteit. Toch merken we dat er energiedeskundigen zijn die het inspectieprotocol en de methodiek in het algemeen te weinig beheersen. De vergelijking met een dokter gaat ook niet echt op, aangezien deze een verplichte opleiding van 7 jaar kreeg, en er voor een energiedeskundige type D geen opleiding verplicht is. Er zal wel elk jaar geëvalueerd worden of permanente vorming nodig is.
Voor een kNR in een gebouw met meerdere eenheden of een gesloten bebouwing: vanaf 2030 minimaal label D
Voor een kNR in een open of half-open gebouw: vanaf 2030 minimaal label E
U vindt meer info op onze website.
Of een gebouw een residentieel of niet-residentieel karakter heeft is geen criterium om te bepalen of een EPC kNR mag opgemaakt worden. U houdt enkel rekening met de strikte definitie van een kleine niet-residentiële eenheid.
Tot en met 31 december 2029 zal een interne energiedeskundige een EPC NR mogen opmaken.
Blijf op de hoogte
Schrijf u in op de EPC-nieuwsbrief