Gedaan met laden. U bevindt zich op: Koeling Inspectieprotocol voor energiedeskundigen type A

Koeling

Hier vindt u praktische toelichtingen bij deel VII van het inspectieprotocol.

Gebouw gebonden actieve koeling wordt altijd ingevoerd. De gekoelde ruimtecluster moet bepaald worden.

Bij kleine niet-residentiële eenheden en bij appartementsgebouwen (collectieve koeling) worden ook de eigenschappen bepaald van de opwekker en het afgiftesysteem. Enkel bij residentiële eenheden worden geen eigenschappen bepaald.

Stappenplan voor residentiële eenheden

  • Stap 1
    • Bepaal of er gebouwgebonden actieve koelinstallaties aanwezig zijn, die instaan voor de directe koeling van of meerdere ruimten. Ga naar stap 2.
    • Is er geen enkele gebouw gebonden actieve koelinstallatie in de eenheid aanwezig, duid dan ‘geen actieve koeling aanwezig’ aan. Het stappenplan moet niet verder doorlopen worden.
  • Stap 2
    • Voeg een gebouw gebonden actieve koelinstallatie toe.
    • Kenmerken van de koelinstallatie moeten niet worden ingevoerd, omdat er wordt gerekend met vaste waarden voor het opwekkings- en systeemrendement.
    • Er kan maar 1 koelinstallatie ingevoerd worden. Zijn er meerdere koelinstallaties aanwezig, al dan niet met dezelfde eigenschappen, dan worden deze toch als 1 koelinstallatie ingevoerd.
    • Ga naar stap 3.
  • Stap 3
    • Het actief gekoelde volume van de residentiële eenheid is de som van de volumes van de ruimten binnen het beschermde volume die direct actief gekoeld worden.
    • Het volume van de ruimte wordt bepaald volgens dezelfde werkwijze als de berekening van het beschermde volume en wordt afgerond op 1 m³.
    • Ruimten die actief gekoeld worden door verschillende individuele installaties mogen worden gebundeld in 1 ruimtecluster, ook al hebben de installaties verschillende eigenschappen.
    • Is er een EPC GD aanwezig met een collectieve koelinstallatie?
      • bepaal of (een deel van) de eenheid gekoeld wordt door de collectieve koelinstallatie, een eventuele individuele koelinstallatie of beide
      • afhankelijk van de situatie is het nodig om wel meerdere ruimteclusters te bepalen en in te voeren.

    Indirect gekoelde en niet gekoelde ruimtes worden niet toegekend aan deze clusters

Stappenplannen voor kleine niet-residentiële eenheden

Stappenplan voor bepalen van de eigenschappen van de koelinstallatie

  • Stap 1
    • Bepaal (per ruimte) of er gebouw gebonden actieve koelinstallaties aanwezig zijn die instaan voor de directe koeling van de betreffende ruimte. Ga naar stap 2.
    • Is er geen enkele gebouw gebonden actieve koelinstallatie in de eenheid aanwezig, vink dan ‘geen actieve koeling aanwezig’ aan. Het stappenplan moet niet verder doorlopen worden.
  • Stap 2
    • Type ‘onbekend’ → ga naar stap 5
      • geen aanvaarde bewijsstukken
      • geen informatie opgenomen in aanvaarde bewijsstukken
      • bij twijfel
    • Type ‘onvolledig’ → ga naar stap 5
      • 1 of meerdere onderdelen van de installatie ontbreken
    • Type ‘aanwezig’ → ga naar stap 3
      • alle eigenschappen van de koude-opwekker kunnen vastgesteld worden
        én
      • volledig afgiftesysteem aanwezig.
  • Stap 3
    • Te bepalen eigenschappen koude-opwekker
      • Type opwekker
      • Referentiejaar fabricage
      • Label(s)
      • Energieprestatiecertificaat ‘EERnom
    • Te bepalen eigenschappen koelmiddel
      • Type koelmiddel
      • GWP-waarde
      • Aanwezigheid ozonlaagafbrekende stoffen
      • Koelmiddelinhoud
  • Stap 4
    • Bij lucht/lucht, water/lucht en bodem/lucht koude-opwekkers gebeurt de afgifte steeds via de lucht. Het afgiftesysteem (= luchtkoeling) wordt voor deze opwekkers automatisch ingevuld en moet dus niet bepaald worden.
    • Onderstaande tabel bevat de mogelijke combinaties van type afgiftesysteem en type koude-opwekker.
    Type afgiftesysteemType koude-opwekker
    lucht/lucht
    water/lucht
    bodem-lucht
    lucht/waterbodem/waterwater/water
    Luchtkoelingx
    Koelbatterij in luchtgroep xxx
    Oppervlaktekoeling xxx
    Ventiloconvector xxx
    Onbekend xxx

  • Stap 5
    • Elke koelinstallatie met een unieke set aan parameters wordt apart ingevoerd.
    • Per installatie kan slechts 1 opwekker worden ingevoerd.

Stappenplan voor de bepaling van gekoelde ruimteclusters

  • Stap 1
    • De ruimten die direct actief gekoeld worden door een identieke combinatie van opwekkings- en afgiftesysteem worden samengenomen in 1 cluster.
    • Indirect gekoelde en niet gekoelde ruimtes worden niet toegekend aan deze clusters.
    • De direct gekoelde ruimtes binnen 1 ruimtecluster zijn niet noodzakelijk aaneengesloten.
    • De clusters die bepaald werden voor ruimteverwarming kunnen verschillen van de clusters voor ruimtekoeling.
  • Stap 2
    • Bereken voor elke unieke combinatie van koude-opwekkers (dus voor elke ruimtecluster) het beschermde volume dat erdoor bediend wordt.
    • Het volume van de ruimte wordt bepaald volgens dezelfde werkwijze als de berekening van het beschermde volume en wordt afgerond op 1 m³.
  • Stap 3
    • Maak de ruimteclusters aan
    • Vul het bijhorende gekoelde aandeel van het beschermde volume in
    • Koppel elke ruimtecluster aan alle koelinstallaties die de ruimtecluster bedienen.

Kleine niet-residentiële eenheden

  • Praktijkvoorbeelden

    • Reversibele warmtepompen kunnen koelen en verwarmen en moeten bijgevolg zowel bij koeling als bij verwarming worden ingevoerd.

      De technische documentatie of een goedgekeurd premiedossier geeft informatie of de warmtepomp over beide functies beschikt of niet.

      • Bij reversibele warmtepompen staat zowel het rendement bij koeling (S)EER als bij verwarming (S)COP vermeld.
      • Als het toestel slechts één van de twee functies (verwarmen of koelen) heeft, staat er ‘n.v.t.’ of ‘niet van toepassing’ vermeld respectievelijk bij het rendement bij verwarming (S)COP of het rendement bij koeling (S)EER.

      Ook de aanwezigheid van een thermostaat of regeling voor de warmtepomp waarmee de gebruiker de koelfunctie kan aan- of uitschakelen, toont aan of de warmtepomp kan koelen of niet.

      Bij twijfel of de warmtepomp over beide functies beschikt, moet worden aangenomen dat de warmtepomp reversibel is en dus zowel bij koeling als verwarming moet worden ingevoerd.

      Indien u over een verklaring van een installateur in het kader van een premiedossier beschikt, waaruit blijkt dat de actieve koelfunctie van de reversibele warmtepomp werd uitgeschakeld, moet de warmtepomp niet als actieve koeling ingevoerd worden.

      De energie-efficiëntieklasse op het energielabel wordt voorgesteld door een letter en een bijhorende kleur.

      Voor reversibele warmtepompen wordt het label voor de verwarmingsfunctie én voor de koelfunctie getoond. Er moet dan ook opgelet worden dat het label voor koeling wordt overgenomen en ingevoerd.

    • In een bakkerszaak staat een open koeltoog in de winkelruimte. Achteraan is er een koelruimte om ingrediënten te bewaren. Verder zijn er geen koelinstallaties voorzien in de eenheid. Wat geef ik in bij koeling?

      De open koeltoog en koelruimte zijn bedoeld om producten te koelen. Beide vallen dus onder proceskoeling en moeten niet ingevoerd worden in de software.

      Het maakt hierbij niet uit dat de koeltoog open is en ook deels bijdraagt aan de koeling van de ruimte. Als er geen andere gebouw gebonden installaties voor actieve koeling aanwezig zijn in de eenheid, voert u in dat er geen actieve koeling is.