Gedaan met laden. U bevindt zich op: Decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen: een procesevaluatie Bijdragen van het kennisplatform

Decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen: een procesevaluatie

Blogbericht
11 december 2020

In dit artikel presenteren we de resultaten van een procesevaluatie van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen. Wat motiveert ondernemingen om in te stappen in alternerende opleidingen? Hoe verlopen de erkenningen? En wat vinden ondernemingen van het opleidingsplan? 

Motivatie

Redenen die aan de basis liggen van het aantrekken van leerlingen in leerwerkplekken, zijn vooral:

  1. het opleiden van toekomstige werknemers

  2. het overdragen van de eigen kennis en passie

  3. het vooruitzicht op het kunnen aanwerven van de jongere.

Erkenningen

  • In periode augustus 2016-januari 2020 werden er 34 701 erkenningsaanvragen ingediend. Daarvan werden er 87.51% goedgekeurd.
  • De sectoren bouw, verkoop en marketing, en horeca dienen de meeste erkenningsaanvragen in.
  • Voornamelijk micro-vestigingen (<10 werknemers) (68.6%) stappen in het systeem van alternerend leren.
  • De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen kennen de meeste (erkende) leerwerkplekken.

  • Bijna de helft van de respondenten van de ondernemingen dient zelf de erkenningsaanvraag in (46,1%). Als ze de aanvraag niet zelf indienen, dan doet de opleidingsverstrekker dat vaak.

  • Niet-erkende vestigingen menen dat hun erkenningsaanvraag vooral werd afgekeurd omdat ze niet het volledige opleidingsplan kunnen aanbieden.

Overeenkomsten

  • 58.67% biedt enkel opleidingen binnen Leren en werken aan; 16.28% enkel in duaal leren; en 25.05% in Leren en Werken en duaal leren (gecombineerd).

  • 92.26% werkt met een Overeenkomst Alternerende Opleiding (OAO). Het algemene beeld is dat (verantwoordelijken van) ondernemingen weinig weten over de verschillende types van overeenkomsten die er bestaan.

  • De opleidingsverstrekker stelt meestal de overeenkomst op (68.97%).

Financieel

  • Ondernemingen zijn over het algemeen tevreden over de hoogte van de leervergoeding.

  • Slechts een kleine groep kent (alle) financiële vergoedingen waarvan ondernemingen gebruik kunnen maken. De meest gekende financieringsmogelijkheden worden ook het meest gebruikt: de RSZ-verminderingen, de stagebonus en de mentorkorting.

Het opleidingsplan

  • Mentoren zijn relatief weinig betrokken bij het opstellen van het opleidingsplan.
  • Generieke competenties komen aan bod bij de opleidingsverstrekker en in mindere mate op de leerwerkplek.
  • De meeste bevraagde jongeren geven aan dat ze zich klaar voelen voor een intrede op de arbeidsmarkt.