Gedaan met laden. U bevindt zich op: Burgemeestersconvenant in Vlaanderen: resultaten 2011 - 2021 Nieuwsberichten lokaal energie- en klimaatbeleid

Burgemeestersconvenant in Vlaanderen: resultaten 2011 - 2021

Nieuwsbericht
17 november 2023

Nu de gemeentelijke CO2-inventarissen van 2021 een tijdje geleden gepubliceerd werden, kunnen we ook de algemene evolutie van CO2-emissies in de Vlaamse steden en gemeenten meedelen. De 296 (van de in totaal 300) Vlaamse steden en gemeenten die het Burgemeestersconvenant 2030 ondertekend hebben, behaalden gezamenlijk een reductie van ongeveer 5% CO2-emissies in 2021 t.o.v. 2011. De behaalde reductie is voornamelijk gerealiseerd in de residentiële sector. Positief is dat de lokale energieproductie in deze Vlaamse steden en gemeenten over deze periode meer dan verdubbeld is. Voor de meeste van deze steden en gemeenten betekenen de cijfers dat er nog een lange weg af te leggen is om hun doelstelling (in vele gevallen 40% CO2-reductie tegen 2030 t.o.v. 2011) te behalen.

Werking jaarlijkse CO2-inventaris

De doelstelling van het Burgemeestersconvenant 2030 is om de CO2-emissies binnen een gemeente te reduceren met 40% tegen 2030. Om de CO2-emissies op het grondgebied van de gemeente te monitoren stelt VITO in opdracht van VEKA jaarlijks een CO2-inventaris per gemeente op. In deze CO2-inventaris wordt de CO2-uitstoot ten gevolge van het finaal energiegebruik op het volledige grondgebied1 van een gemeente voor de volgende eindsectoren berekend:

  • Gebouwen, installaties/voorzieningen & ondernemingen:
    • Residentieel
    • Tertiair (inclusief gemeentelijke gebouwen en openbare verlichting)
    • Niet-ETS industrie
  • Transport over de weg:
    • Openbaar transport (enkel bus en tram)
    • Privé & commercieel transport (inclusief gemeentelijke vloot)
  • Overige:
    • Landbouw en bosbouw (niet-energetische emissies zoals CH4 en N2O vallen hier niet onder)

Voor de inventarissen opgemaakt door VITO voor de Vlaamse gemeenten is het referentiejaar 2011 genomen2. De opgemaakte inventarissen zijn default inventarissen op basis van publiek beschikbare gegevens. Steden en gemeenten kunnen deze inventarissen aanvullen of aanpassen met eigen gegevens. Bijgevolg kunnen de inventarissen die de steden en gemeenten zelf rapporteren onder het Burgemeestersconvenant afwijken van de default inventarissen.

De resultaten dienen daarnaast ook met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De mate van betrouwbaarheid van bepaalde parameters op lokaal niveau kan een grote impact hebben op de resultaten. De resultaten kunnen tenslotte ook (licht) afwijken van de cijfers in het VEKP-voortgangsrapport door methodologische verschillen. Ondanks voorgaande, geven de cijfers zeker een goede benadering van de uitstoot en diens evolutie doorheen de tijd.

Evolutie CO2-emissies 2011 - 2021

Afgelopen zomer (augustus 2023) heeft VEKA, zoals voorheen, de gemeentelijke inventarissen van 2021 gepubliceerd op de nieuwe website lokaal energie- en klimaatbeleid (voorheen op de website burgemeestersconvenant.be).

Op basis van de cijfers van de default inventarissen (cfr. supra) van 2011 t.e.m. 2021 hebben de 296³ Vlaamse steden en gemeenten die het Burgemeestersconvenant 2030 ondertekend hebben een reductie van bijna 5% CO2-emissies in 2021 t.o.v. 2011 gerealiseerd, dit komt overeen met een reductie van ongeveer 1,75 Mton CO2. In de centrumsteden bedraagt de reductie bijna 6%, in de overige steden en gemeenten iets meer dan 4%.

Evolutie per sector

De evolutie in uitstoot van CO2-emissies verschilt sterk tussen de sectoren (zie figuur 1 en tabel 1 in bijlage). In de sectoren “niet-ETS industrie”, “residentieel” en “openbaar vervoer” is respectievelijk een reductie van ongeveer 9% (-0,5 Mton CO2), 13% (-1,6 Mton CO2) en 21% (<-0,1 Mton CO2) waar te nemen.

In de residentiële sector, waar de grootste (absolute) reductie in CO2-emissies optreedt, is de reductie grotendeels toe te wijzen aan een daling in het stookolieverbruik (-1,8 Mton CO2) en een vergroening van de elektriciteit (-0,5 Mton CO2), ondanks een stijging in het aardgasverbruik (+0,7 Mton CO2).

In de sector “niet-ETS industrie” is de reductie eveneens het gevolg van de vergroening van de elektriciteit (-0,4 Mton CO2) en een daling van het stookolieverbruik (-0,2 Mton CO2), ondanks een stijging in het aardgasverbruik (+0,1 Mton CO2).

De CO2-emissies zijn nagenoeg stabiel gebleven in de “tertiaire” sector. Het effect van de vergroening van de elektriciteit alsook een lichte daling van het elektriciteitsverbruik (-0,5 Mton CO2) wordt opgeheven door een toename in het aardgasverbruik (+0,5 Mton CO2).

In de sector particulier en commercieel vervoer stijgen de CO2-emissies licht met iets meer dan 1% (+0,1 Mton CO2). Hierbij dienen we op te merken dat sinds het inventarisjaar 2016 de voertuigkilometers voor particulier en commercieel vervoer niet meer geactualiseerd zijn wegens het ontbreken van representatieve lokale data (de evolutie in voertuigtechnologie en bijmenging van biobrandstoffen is wel geactualiseerd).

De grootste stijging van CO2-emissies vindt plaats in de landbouwsector, hier nemen de CO2-emissies met bijna 30% toe (+0,4 Mton CO2). Deze stijging is vooral het gevolg van de toegenomen lokale warmteproductie (WKK’s) en in minder mate een toename van het aardgasverbruik.

Emissies per energiedrager in 2021

In 2021 is het aardgasverbruik verantwoordelijk voor meer dan 11 Mton CO2, hoofdzakelijk afkomstig van de sectoren “niet-ETS industrie”, “residentieel” en “tertiair”. De CO2-emissies t.g.v. dieselverbruik bedragen bijna 10 Mton CO2, waarbij het aandeel van de sector “openbaar vervoer” te verwaarlozen is t.o.v. de sector “particulier en commercieel vervoer”. De CO2-emissies t.g.v. stookolieverbruik bedragen in 2021 bijna 5 Mton CO2, waarvan bijna twee derde afkomstig is van de residentiële sector. Het elektriciteitsverbruik is verantwoordelijk voor ongeveer 6 Mton CO2, hoofdzakelijk afkomstig van de sectoren “niet-ETS industrie”, “residentieel” en “tertiair”.

Stijging lokale energieproductie

De CO2-inventarissen monitoren ook de lokale energieproductie per gemeente (zie figuur 2). De lokale energieproductie in de Vlaamse steden en gemeenten is meer dan verdubbeld in 2021 t.o.v. 2011, dit komt overeen met een toename van ongeveer 9.000 GWh. Deze stijging is grotendeels te danken aan het toenemen van de lokaal geproduceerde hernieuwbare elektriciteit (+5.250 GWh), dewelke meer dan verdrievoudigd is in zowel de centrumsteden als overige steden en gemeenten. Lokaal geproduceerde hernieuwbare warmte is beperkt gestegen over deze periode (+250 GWh).

Volgende rapportering

De gemeentelijke CO2-inventarissen van 2022 zullen in de loop van 2024 gepubliceerd worden waarna opnieuw over de resultaten gecommuniceerd zal worden.

Bijlage

Tabel 1: CO2-emissies in Mton per energiedrager over periode 2011 – 2021 per sector

Industrie
(niet-ETS)

Landbouw

Openbaar vervoer

Particulier & commercieel vervoer

Residentieel

Tertiair

Niet toegekend

Totaal

Jaar

2011

2021

2011

2021

2011

2021

2011

2021

2011

2021

2011

2021

2011

2021

2011

2021

Aardgas

2,37

2,48

0,09

0,19

0,00

0,00

0,00

0,05

4,80

5,53

2,24

2,74

0,31

0,24

9,81

11,24

Benzine

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

1,64

3,15

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

1,64

3,15

Diesel

0,00

0,00

0,00

0,00

0,20

0,16

11,03

9,57

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

11,23

9,72

Steenkool

0,03

0,02

0,02

0,04

0,00

0,00

0,00

0,00

0,14

0,03

0,00

0,00

0,00

0,00

0,20

0,10

Stookolie

0,70

0,47

0,69

0,73

0.00

0.00

0.00

0.00

4,79

3,00

0,57

0,52

0,00

0,00

6,75

4,72

Vloeibaar gas

0,02

0,05

0,00

0,01

0,00

0,00

0,05

0,02

0,12

0,16

0,05

0,01

0,00

0,00

0,24

0,25

Warmte/ Koude

0,02

0,04

0,47

0,75

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,02

0,06

0,00

0,00

0,51

0,85

Totaal zonder elektriciteit

3,13

3,08

1,28

1,72

0,20

0,16

12,72

12,78

9,85

8,72

2,89

3,33

0,31

0,24

30,38

30,03

Elektriciteit

2,18

1,76

0,14

0,11

0,01

0,01

0,00

0,08

2,41

1,93

2,36

1,89

0,17

0,08

7,27

5,87

Totaal4

5,31

4,84

1,42

1,83

0,21

0,17

12,72

12,86

12,27

10,65

5,25

5,23

0,48

0,33

37,65

35,90

Voetnoten

1 Naast de directe CO2-emissies t.g.v. het verbruik van brandstof op het grondgebied van de gemeente vallen hier ook indirecte CO2-emissies t.g.v. productie van elektriciteit of warmte die verbruikt wordt op het grondgebied van de gemeente onder (ongeacht de productielocatie).

2 Steden/gemeenten zijn echter vrij om een ander referentiejaar te kiezen i.h.k.v. de rapportering onder het Burgemeestersconvenant.

3 11 van de 296 Vlaamse gemeenten/steden hebben de status ‘on hold’ binnen het Burgemeestersconvenant 2030 door bijvoorbeeld het niet tijdig indienen van een energie- en klimaatplan.

4 Door afrondingen kan de som van de delen afwijken van het totaal.