Gedaan met laden. U bevindt zich op: d / dt / t Taaladviezen

d / dt / t

Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u in de tegenwoordige tijd -d of -dt moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarvan de stam niet op een -d eindigt – bijvoorbeeld lopen – en spel het op dezelfde manier.

  • ik word, zoals ik loop
  • je/jij vindt, zoals je/jij loopt
  • vind je/jij, zoals loop je/jij
  • Wat vindt je vader daarvan?, zoals Wat denkt je vader daarvan?
  • u vindt, zoals u loopt
  • vindt u, zoals loopt u
  • hij vindt, zoals hij loopt
  • vindt hij, zoals loopt hij

Voor de gebiedende wijs kunt u hetzelfde trucje gebruiken.

  • word lid, zoals blijf lid
  • Leid je ploeg naar de overwinning, zoals Breng je ploeg naar de overwinning. (je = bezittelijk voornaamwoord)
  • Wend je tot de directeur, zoals Draai je naar de deur toe. (je = wederkerend voornaamwoord)
  • Meld u aan bij de balie, zoals Begeef u naar de balie. (u = wederkerend voornaamwoord)

Als het onderwerp van de gebiedende wijs is uitgedrukt, gebruikt u de vorm van de tegenwoordige tijd. In dat geval voegt u bij de tweede persoon u dus een uitgang -t toe.

  • Meldt u zich aan bij de balie, zoals Begeeft u zich naar de balie. (u = onderwerp, zich = wederkerend voornaamwoord)

Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.

  • ik heb geharkt (zoals harkte), ik heb gesust (zoals suste), ik heb bestraft (zoals bestrafte)
  • ik heb geprobeerd (zoals probeerde), hij is verhuisd (zoals verhuisde), ik heb gestofzuigd (zoals stofzuigde)