We schrijven daarvan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.
- Wat vind je daarvan? (= wat vind je van iets, bijvoorbeeld van die auto)
- Kun je daarvan leven? (= kun je leven van iets, bijvoorbeeld van je freelanceactiviteiten)
- Milan heeft daarvan afgezien. (Milan heeft afgezien van iets, bijvoorbeeld van de dood van zijn hond)
In andere gevallen schrijven we daar van in twee woorden. Daar kan dan vervangen worden door ‘op die plaats'.
- Hij geniet daar van de natuurpracht. (van hoort bij de natuurpracht)
- Dat is zo sinds het rookverbod daar van kracht is. (van hoort bij kracht)
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord daarvan zijn ook van elkaar gescheiden als er tussen daar en van een ander zinsdeel staat. Meestal is zowel de volgorde met de gesplitste vorm als die met de ongesplitste vorm mogelijk.
- Wat vind je daar eigenlijk van / eigenlijk daarvan?