Eerbaar en eerzaam zijn allebei correct. De betekenissen zijn ‘kuis, welvoeglijk, zedig, fatsoenlijk’ en ‘achtenswaardig, respectabel, eerbiedwaardig’.
- De premier zei dat de ministerraad een eerbaar / eerzaam compromis heeft bereikt.
- De tuinman in het verhaal heeft drie eerbare / eerzame dochters.