Het onderscheid tussen gaan en zullen is complex en soms erg subtiel. Gewoonlijk verwijzen we naar de toekomst met de tegenwoordige tijd of met het hulpwerkwoord zullen, maar ook gaan komt als hulpwerkwoord van de toekomende tijd voor. Het gaat vooral om combinaties van gaan met werkwoorden die een handeling uitdrukken. Gaan kan in de drie onderstaande gevallen zonder meer als hulpwerkwoord gebruikt worden.
- Het onderwerp verplaatst zich om iets te doen.
- Joris gaat zijn oma bezoeken.
- Er is sprake van het begin van een handeling (‘overgaan tot’) of van een nieuwe toestand (‘beginnen te’), bijvoorbeeld bij werkwoorden die een weerstoestand op korte termijn uitdrukken.
- Ik ben bang dat Fien gaat huilen als ze geen snoepje krijgt.
- De film gaat beginnen.
- Kijk, het gaat regenen.
- Het onderwerp is van plan iets te doen of heeft een bepaald besluit genomen. Ook zullen is dan meestal mogelijk, tenzij het om een verandering van werkkring, woonplaats of status gaat.
- Ik ga / zal enkele vragen stellen.
- Ze gaan / zullen de onkosten nog voor het einde van de maand terugbetalen.
- We gaan / zullen beter ons best doen.
- Tom en Sara gaan binnenkort trouwen.
- We gaan volgende week verhuizen.
Gaan komt ook steeds meer voor als hulpwerkwoord in combinatie met niet-handelingswerkwoorden. Dat gebruik komt meer voor in gesproken dan in geschreven taal, en ook meer in België dan in Nederland.
- Gaan + hebben/zijn
Gaan in combinatie met hebben of zijn is standaardtaal in België. Dat gebruik komt vooral in gesproken taal voor. In Nederland komt die combinatie ook wel in gesproken taal voor, maar ze wordt er niet als standaardtaal beschouwd. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
- Hij gaat / zal zeker op de vergadering aanwezig zijn.
- Gaan / zullen we wel genoeg tijd hebben om alle vragen te beantwoorden?
- Gaan + kunnen/mogen/moeten/willen/durven
Gaan in combinatie met de modale hulpwerkwoorden kunnen, mogen, moeten en willen is standaardtaal in België. Dat gebruik komt vooral in gesproken taal voor. In Nederland is dat geen standaardtaal. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
- Ik ga / zal de kritiek niet kunnen tegenhouden.
- Ze gaan / zullen weer mogen wachten tot volgend jaar.
- Ik ga / zal weer moeten wachten tot volgend jaar.
- Ze gaan / zullen weer niets durven zeggen.
- Gaan + worden
Gaan in combinatie met worden is standaardtaal in het hele taalgebied. Ook zullen of de tegenwoordige tijd is in die context correct.
- Dat plan gaat / zal nooit uitgevoerd worden.
- Gaan + gaan
In gesproken taal wordt gaan in België weleens als hulpwerkwoord gecombineerd met het werkwoord gaan. Dat gebruik is geen standaardtaal.
- We gaan naar huis
gaan. - Ik ga vandaag wat vroeger naar het werk
gaan.