Gewend en gewoon zijn allebei correct in de betekenis ‘vertrouwd zijn met, niet als vreemd of lastig ervaren'.
- Ik ben dat lawaai gewend / gewoon.
- Ik ben het gewend / gewoon om heel vroeg op te staan.
- Dat zijn we van haar gewend / gewoon.
Beide woorden kunnen in die betekenis met het voorzetsel aan worden gecombineerd.
- Ik ben aan dat lawaai gewend / gewoon.
- Ik ben er gewend / gewoon aan geraakt.