Krat kan zowel een de-woord als een het-woord zijn. U kunt uw taalgevoel volgen, maar pas uw keuze wel consequent toe.
- Als u de krat zegt, zegt u ook die/deze krat, elke krat, onze krat en krijgt een bijvoeglijk naamwoord altijd een buigings-e: de volle krat, een volle krat, volle krat.
- Als u het krat zegt, zegt u dit/dat krat, elk krat, ons krat en krijgt een bijvoeglijk naamwoord geen buigings-e na bijvoorbeeld een en elk: een vol krat, elk vol krat, vol krat.