Leven wordt gebruikt in de betekenis ‘in een bepaalde omgeving of op een bepaalde manier zijn leven doorbrengen’.
- Benedictijnen zijn monniken die leven volgens de regel van Benedictus van Nursia.
- Steenarenden leven op grote hoogte.
In de betekenis ‘op een bepaalde plaats zijn leven doorbrengen’ is wonen het correcte werkwoord.
- Er wonen veel buitenlanders in Zwitserland.
- Twee bejaarden die in het verpleeghuis woonden, zijn omgekomen.