In België wordt opzetten vaak gebruikt in de betekenis ‘een toestel of machine in werking zetten, op gang brengen’, maar dat gebruik is geen standaardtaal. Standaardtaal in het hele taalgebied is aanzetten.

• Zet je de televisie aan?
• Zal ik de verwarming aanzetten?
• Heb je de motor wel aangezet?
• Hij vergeet altijd het fornuis aan te zetten.

Opzetten is wel correct in de betekenis ‘draaien, laten afspelen’.

• Zal ik die cd even opzetten?
• Hij heeft die film weer opgezet.

De betekenis ‘een toestel uitschakelen of stilzetten’ kan in de standaardtaal uitgedrukt worden door de werkwoorden uitzetten en afzetten.