Vervoeging:
- het vindt plaats, ze vinden plaats
- … dat het plaatsvindt, ze plaatsvinden
- het vond plaats, ze vonden plaats
- … dat het plaatsvond, ze plaatsvonden
- het heeft plaatsgevonden
Het werkwoord plaatsvinden wordt in één woord geschreven. Ook de vervoegde vormen schrijven we in één woord, tenzij de twee delen (plaats en vinden) gescheiden worden door andere woorden (bijvoorbeeld: dat iets plaats heeft gevonden), of de volgorde ervan gewisseld is (bijvoorbeeld: iets vond plaats).