Slagen is geen standaardtaal in de betekenis ‘slaan’.
- Je moet hard tegen de bal slaan.
- Hij slaat erop los.
- Het jongetje slaat zijn eten naar binnen.
- De kinderen zijn niet van de hertjes weg te slaan.
- Als hij boos is, slaat hij alles kort en klein.
- We slaan ons er wel doorheen.
- We moeten hier rechts afslaan.
Vervoeging van het werkwoord slaan:
- ik sla, jij slaat, wij slaan
- ik sloeg, wij sloegen
- ik heb geslagen
- een geslagen hond
Het werkwoord slagen is wel correct in de betekenissen ‘zijn doel bereiken’ en ‘met succes examen doen’.
- Je slaagt er wel in om hem te overtuigen.
- Hij slaagde erin om iedereen op te trommelen voor het verrassingsfeestje.
- Ze is geslaagd voor haar rijexamen.
Vervoeging van het werkwoord slagen:
- ik slaag, jij slaagt, wij slagen
- ik slaagde, wij slaagden
- ik ben geslaagd
- een geslaagd feest