Gedaan met laden. U bevindt zich op: thuis: de thuis / het thuis Taaladviezen
thuis: de thuis / het thuis
Thuis kan zowel een het-woord als een de-woord zijn. In België wordt thuis als de-woord beschouwd. Bij een de-woord krijgt het bijvoeglijk naamwoord dat eraan voorafgaat, altijd een buigings-e.
- een warme thuis, zo'n fijne thuis, geen goede thuis, die gezellige thuis, haar nieuwe thuis, Fiens echte thuis
In Nederland wordt thuis als het-woord beschouwd. Bij een het-woord krijgt het bijvoeglijk naamwoord alleen een buigings-e als het voorafgegaan wordt door het, dit, dat, een bezittelijk voornaamwoord of een vooropgeplaatste genitief. In de andere gevallen blijft het bijvoeglijk naamwoord voor thuis onverbogen.
- een warm thuis, zo'n fijn thuis, geen goed thuis
- dat gezellige thuis, haar nieuwe thuis, Fiens echte thuis