Zeggen en beweren betekenen allebei ‘mondeling te kennen geven’, maar de gevoelswaarde is niet helemaal hetzelfde.
Met het werkwoord zeggen wordt aangegeven dat er geen standpunt wordt ingenomen tegenover wat gezegd wordt.
- Ze zeggen dat ze morgen zullen komen.
- Zijn ouders hebben gezegd dat ze met hem naar de dokter zijn gegaan.
Met het werkwoord beweren wordt meestal aangegeven dat er twijfels zijn over de waarheid of bewijsbaarheid van wat gezegd wordt.
- Ze beweren dat ze morgen zullen komen.
- Zijn ouders hebben beweerd dat ze met hem naar de dokter zijn gegaan.