Zorgen voor wordt vaak in een positieve context gebruikt, in de betekenis ‘erop toezien dat iets gebeurt, zorg dragen voor, verzorgen’.

• Ik zal ervoor zorgen dat de zaal op tijd open is.
• Ze heeft veel humor en zorgt voor een goede sfeer.
• Hij zorgt al jaren voor zijn oude tante.

Zorgen voor is ook correct in de betekenis ‘de oorzaak zijn van, leiden tot’. In deze (vaak negatieve) betekenis geven sommige taalgebruikers de voorkeur aan een alternatieve formulering, zoals veroorzaken, leiden tot, tot gevolg hebben, aanleiding geven tot, aanrichten.

• De hevige regenval heeft vooral in Oost- en West-Vlaanderen voor heel wat ellende gezorgd.
  De hevige regenval in Oost- en West-Vlaanderen heeft tot heel wat ellende geleid.
• Café-uitbaters mogen klanten die voor overlast zorgen, een maand lang weigeren.
  Café-uitbaters mogen klanten die overlast veroorzaken, een maand lang weigeren.