De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. De grondwaterstandindicator (opent in nieuw venster)geeft de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

Op 3/01/2023 vertoonde 27% van de meetplaatsen een lage (16%) tot zeer lage (11%) freatische grondwaterstand. 40% vertoonde een normale en 33% een hoge (21%) tot zeer hoge (12%) grondwaterstand.

Sinds de uiterst lage neerslaghoeveelheid in maart ’22 en de start van het hydrologisch zomerseizoen was er een gestage evolutie naar meer lage tot zeer lage grondwaterstanden. Tot het einde van het hydrologische zomerseizoen (eind september) is een verschuiving naar klassen met lagere grondwaterstanden de normale trend. Vanaf begin oktober (start hydrologische winterseizoen) draait deze trend om en zijn het eerder klassen met hogere grondwaterstanden. Een jaar geleden, begin januari 2022, waren er veel minder lage tot zeer lage grondwaterstanden (5%) dan nu. Twee jaar geleden was de situatie dan weer wat droger met 31% lage tot zeer lage standen begin januari 2021 t.o.v. 27% dit jaar.

Op 3/01/2023 vertoonde 58% van de meetplaatsen een lage (33%) tot zeer lage (25%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 29% vertoonde een normale grondwaterstand en 10% vertoonde een hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar. Er was eind 2020 een situatie met veel lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. In de zomer van 2021 waren er overwegend hoger dan normale grondwaterstanden.

Vanaf 2022 boog de situatie om naar lager dan normale grondwaterstanden. Vanaf midden september 2022 valt er een verbetering van de situatie op te merken. Sinds oktober 2022 schommelt het rond gelijkaardige waarden. Het blijft echter een overwegend droge situatie voor de tijd van het jaar. Tegenover een jaar geleden is de situatie begin januari 2023 ook veel droger. Er zijn 58% lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar ten opzichte van 7% begin januari 2022.

De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige grondwaterstand ten opzichte van het verleden. De meetplaatsen die gebruikt worden in het indicatorrapport zijn zo geselecteerd dat de grondwaterstand er zo min mogelijk beïnvloed wordt door waterwinning, drainage of andere menselijke ingrepen. De indicator geeft dus een beeld van de klimatologische variatie van de grondwaterstand.

Evolutie grondwaterstanden op lange termijn

Bekeken over de langere periode van 2000 tot 2021 vertoonde 46% van de meetplaatsen een daling van de grondwaterstanden. In 31% van de meetplaatsen was er geen duidelijke trend, bij 23% van de meetplaatsen werd een stijging opgetekend.

Evolutie in (interactieve) grafiek

Tussen 2000 en 2021 vertoonden de freatische grondwaterlagen veel vaker een daling dan een stijging. Hoewel 2021 een erg nat haar was, zijn de effecten van de opeenvolgende droogteperiodes in de periode 2017-2020 hier dus meer zichtbaar dan in de afgesloten lagen. De aanvulling van het grondwater gebeurt vooral in de winter, maar is ook afhankelijk van de neerslag en de hoeveelheid water die verdampt gedurende het hele jaar. De winterneerslag vertoont de recente decennia dan wel een stijging, maar dat wordt gecompenseerd door de algemene toename van de temperaturen en dus ook van de verdamping. Over de periode 2000-2021 vertoonde 54% van de meetpunten in de freatische lagen een daling, slechts 4% een stijging.

In de afgesloten waterlagen was er bij 38% van de meetpunten een daling, bij 42% een stijging.  Afgesloten lagen zijn de diepere grondwaterlagen die bovenaan afgesloten zijn door een ondoorlaatbare laag. In de afgesloten waterlagen is niet het weer maar de grondwaterwinning de belangrijkste beïnvloedende factor.

De data zijn afkomstig van het Ondersteunend Centrum DOV (opent in nieuw venster)en Statistiek Vlaanderen.