Gedaan met laden. U bevindt zich op: Afdeling 1. Salaris en salarisschalen Hoofdstuk 3. Verloning

Afdeling 1. Salaris en salarisschalen

Artikel 25

De raad stelt in de rechtspositieregeling het salaris van het personeel vast in salarisschalen die bestaan uit:

  1. een minimumsalaris;
  2. de salaristrappen, die gespreid worden over maximum 27 trappen;
  3. een maximumsalaris.

Het minimumsalaris, vermeld in het eerste lid, 1°, mag niet lager zijn dan het minimumsalaris, vermeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 juli 2005 tot bepaling van de minimale rechten in de zin van artikel 9bis, §5, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Het maximumsalaris, vermeld in het eerste lid, 3°, mag niet hoger zijn dan de salarisschaal van de algemeen directeur, vermeld in artikel 29, §1, eerste lid, of de salarisschaal van de provinciegriffier, vermeld in artikel 29, §2, binnen respectievelijk de gemeentelijke of provinciale organisatie.

Voor de toepassing van de salaristrappen, vermeld in het eerste lid, 2° geldt het volgende:

  1. het personeelslid presteert in het betrokken jaar naar verwachting, dan gaat het één trap vooruit;
  2. het personeelslid presteert in het betrokken jaar boven verwachting, dan kan het twee trappen vooruit gaan;
  3. het personeelslid presteert in het betrokken jaar onder verwachting, dan kan het op dezelfde trap blijven staan.

Artikel 26

De functionele loopbaan bestaat uit de toekenning van opeenvolgende salarisschalen die aan dezelfde graad verbonden zijn.

De raad bepaalt in de rechtspositieregeling de modaliteiten van de evolutie in de functionele loopbaan.

Artikel 27

§1. De raad bepaalt in de rechtspositieregeling op welke manier en in welke mate beroepservaring bij de overheid en in dienst van een werkgever uit de privésector of als zelfstandige, in aanmerking wordt genomen om de geldelijke anciënniteit te berekenen en dus de toekenning van periodieke salarisverhogingen, als die beroepservaring relevant is voor de uitoefening van de functie waarin het personeelslid aangesteld wordt.

De relevantie van de beroepservaring wordt beoordeeld op basis van een vergelijking van de ervaring met de voorwaarden en met de functievereisten van de functie waarin personeelsleden aangesteld worden. De personeelsleden leveren het bewijs van hun beroepservaring.

De geldelijke anciënniteit die met toepassing van het eerste en tweede lid verkregen wordt, blijft behouden voor het verdere verloop van de loopbaan bij hetzelfde bestuur.

§2. Met behoud van de toepassing van artikel 47, §2, vierde lid, worden de periodes van disponibiliteit en de periodes van dienstactiviteit, vermeld in artikel 47, §2, eerste en tweede lid, meegerekend bij de vaststelling van de geldelijke anciënniteit tijdens het verdere verloop van de loopbaan bij hetzelfde bestuur.

In afwijking van het eerste lid kan de raad voor de periodes van dienstactiviteit, vermeld in artikel 47, §2, tweede lid, 13°, 14° en 17° in de rechtspositieregeling bepalen dat die periodes niet meerekenbaar zijn (W1).

§3. In dit artikel wordt verstaan onder hetzelfde bestuur: de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die gemeente bedient.

Artikel 28

Om de geldelijke anciënniteit vast te stellen, wordt de beroepservaring, vermeld in artikel 27, §1, meegerekend tegen 100%, ongeacht of ze is opgedaan in het kader van een voltijdse of een deeltijdse tewerkstelling.

De geldelijke anciënniteit die verworven is in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende functies, wordt voor dezelfde periode maximaal voor een volledige prestatie gevaloriseerd. Ze is bovendien in actieve deeltijdse functies niet onderling cumuleerbaar om de geldelijke anciënniteit te berekenen.

Artikel 29

§1. De gemeenteraad bepaalt in de rechtspositieregeling de salarisschaal van de algemeen directeur binnen de volgende minimum- en maximumgrenzen, uitgedrukt in euro en gespreid over 15 trappen:

  1. in gemeenten tot 6000 inwoners: 31.525 – 50.050;
  2. in gemeenten van 6001 tot 15.000 inwoners: 39.294,07 – 58.036,33;
  3. in gemeenten van 15.001 tot 20.000 inwoners: 42.602,73 – 62.172,16;
  4. in gemeenten van 20.001 tot 25.000 inwoners: 45.040,72 – 66.308,26;
  5. in gemeenten van 25.001 tot 35.000 inwoners: 47.848,79 – 70.661,54;
  6. in gemeenten van 35.001 tot 50.000 inwoners: 50.765,61 – 74.797;
  7. in gemeenten van 50.001 tot 80.000 inwoners: 54.270,19 – 79.368,60;
  8. in gemeenten van 80.001 tot 150.000 inwoners: 57.470,01 – 83.722,08;
  9. in gemeenten van meer dan 150.000 inwoners: 62.324,20 – 90.251,89.

Als het inwonersaantal van de gemeente daalt onder het minimale aantal inwoners op basis waarvan met toepassing van het eerste lid de salarisschaal van de algemeen directeur is vastgesteld, blijft de persoonlijke salarisschaal van de algemeen directeur in dienst behouden.

Voor de toepassing van dit artikel geldt het bevolkingscijfer van de gemeente, vermeld in artikel 4, §3, tweede lid, van het decreet van 22 december 2017.

De gemeenteraad stelt in de rechtspositieregeling de salarisschaal van de adjunct-algemeendirecteur vast. Die salarisschaal is lager dan de salarisschaal die voor de algemeen directeur vastgesteld is. De salaristrappen worden gespreid over 15 trappen.

§2. De provincieraad stelt in de rechtspositieregeling de salarisschaal van de provinciegriffier vast binnen de minimumgrens van 47.941,69 euro en de maximumgrens van 69.424,53 euro. De salaristrappen worden gespreid over 15 trappen.

Artikel 30

§1. De gemeenteraad bepaalt in de rechtspositieregeling de salarisschaal van de financieel directeur, binnen de volgende vastgestelde minimum- en maximumgrenzen, uitgedrukt in euro en gespreid over 15 trappen:

  1. in gemeenten tot 6.000 inwoners: 29.695,64 – 44.521,01;
  2. in gemeenten van 6.001 tot 15.000 inwoners: 37.016,16 – 54.671,90;
  3. in gemeenten van 15.001 tot 20.000 inwoners: 40.133 – 58.567,98;
  4. in gemeenten van 20.001 tot 25.000 inwoners: 42.429,66 – 62.464,30;
  5. in gemeenten van 25.001 tot 35.000 inwoners: 45.074,95 – 66.564,72 (W1);
  6. in gemeenten van 35.001 tot 50.000 inwoners: 47.822,67 – 70.460,94;
  7. in gemeenten van 50.001 tot 80.000 inwoners: 51.124,10 – 74.767,52;
  8. in gemeenten van 80.001 tot 150.000 inwoners: 54.138,41 – 78.868,63;
  9. in gemeenten van meer dan 150.000 inwoners: 58.711,20 – 85.019,90.

Als het inwonersaantal van de gemeente daalt onder het minimale aantal inwoners, op basis waarvan met toepassing van het eerste lid de salarisschaal van de financieel directeur is vastgesteld, blijft de persoonlijke salarisschaal van de financieel directeur in dienst behouden.

Voor de toepassing van dit artikel geldt het bevolkingscijfer van de gemeente, vermeld in artikel 4, §3, tweede lid, van het decreet van 22 december 2017.

§2. De provincieraad stelt in de rechtspositieregeling de salarisschaal van de financieel beheerder vast binnen de minimumgrens van 44.207,70 euro en de maximumgrens van 64.401,60 euro. De salaristrappen worden gespreid over 15 trappen.

Artikel 31

Het salaris volgt het verloop van de afgevlakte gezondheidsindex.

Het maandsalaris is gelijk aan een twaalfde van het salaris. Het uursalaris is gelijk aan 1/1976 van het salaris.