Gedaan met laden. U bevindt zich op: verbreed / verbreedt Taaladviezen

verbreed / verbreedt

De werkwoordsvormen verbreed en verbreedt worden weleens met elkaar verward. Dat komt doordat ze dezelfde uitspraak hebben.

  • ik verbreed, jij verbreedt, u verbreedt, hij verbreedt, zij verbreedt
    bij inversie: verbreed ik, verbreedt u, verbreedt hij, verbreedt zij
    bij inversie met je/jij als onderwerp: verbreed je, verbreed jij
  • gebiedende wijs: verbreed
  • voltooid deelwoord: ik heb verbreed
  • als bijvoeglijk naamwoord: een verbreed voetpad

Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -d of -dt moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarvan de stam niet op een d of een t eindigt – bijvoorbeeld versmallen – en spel het op dezelfde manier. Hetzelfde trucje kunt u gebruiken bij de gebiedende wijs.

  • hij verbreedt, met stam + -t zoals in hij versmalt
  • ik verbreed, zonder -t zoals in ik versmal
  • verbreed jij, zonder -t zoals in versmal jij
  • verbreed de weg, zonder -t zoals in versmal de weg

Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -d of -t moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.

  • ik heb verbreed, met een -d zoals in (ik) verbreedde

Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord ge- toegevoegd krijgt en niet al ge- heeft in de infinitief, zoals (breder) maken. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.

  • ze hebben de weg verbreed, vergelijkbaar met ze hebben de weg breder gemaakt

Vergelijkbare werkwoordsvormen met ver- die tot twijfel kunnen leiden, zijn: verafgood / verafgoodt, verantwoord / verantwoordt, verbeeld / verbeeldt, verblijd / verblijdt, verblind / verblindt, verbrand / verbrandt, verbreid / verbreidt, vergoed / vergoedt, verhard / verhardt, verkleed / verkleedt, verzand / verzandt.