De werkwoordsvormen verteld en vertelt worden weleens met elkaar verward. Dat komt doordat ze dezelfde uitspraak hebben.
- jij vertelt, u vertelt, hij vertelt, zij vertelt
bij inversie: vertelt u, vertelt hij, vertelt zij - voltooid deelwoord: ik heb verteld
- als bijvoeglijk naamwoord: een verteld verhaal
Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -t of -d moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarover u niet twijfelt – bijvoorbeeld zeggen – en spel het op dezelfde manier.
- hij vertelt, met stam + -t zoals in hij zegt
- vertelt u, met stam + -t zoals in zegt u
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -d of -t moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
- ik heb verteld, met een -d zoals in (ik) vertelde
Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord ge- toegevoegd krijgt en niet al ge- heeft in de infinitief, zoals zeggen. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.
- ze hebben het verteld, vergelijkbaar met ze hebben het gezegd
Vergelijkbare werkwoordsvormen met ver- die tot twijfel kunnen leiden, zijn: veraangenaamd / veraangenaamt, verafschuwd / verafschuwt, veranderd / verandert, verankerd / verankert, verarmd / verarmt, verbaasd / verbaast, verbeterd / verbetert, verbouwd / verbouwt, verbronsd / verbronst, verdroogd / verdroogt, verdord / verdort, verdubbeld / verdubbelt, verdwaald / verdwaalt, verenigd / verenigt, verergerd / verergert, verfraaid / verfraait, vergeeld / vergeelt, vergroeid / vergroeit, verhuurd / verhuurt, verjaagd / verjaagt, verklaard / verklaart, verkleind / verkleint, verknoeid / verknoeit, verkondigd / verkondigt, verlangd / verlangt, verlegd / verlegt, verlengd / verlengt, vermeerderd / vermeerdert, verminderd / vermindert, vermolmd / vermolmt, verouderd / veroudert, versierd / versiert, versimpeld / versimpelt, verslechterd / verslechtert, versneld / versnelt, verspeeld / verspeelt, verspild / verspilt, vertrouwd / vertrouwt, verveeld / verveelt, vervloeid / vervloeit, vervoerd / vervoert, vervormd / vervormt, vervroegd / vervroegt, verwilderd / verwildert, verzwaard / verzwaart.