Gedaan met laden. U bevindt zich op: Begrippenlijst Kustvisie Kustvisie

Begrippenlijst Kustvisie

Achterland: Het gebied gelegen landwaarts van de zeewering na de eerste duinen/dijk/bewoningsgordel, aangeduid gezien vanaf zee.

Adaptieve kustbescherming: Een adaptieve kustbescherming is een relatief vlot aanpasbare kustbescherming die de mogelijkheid biedt om de levensduur van de kustbescherming te verlengen onder steeds sneller evoluerende zeespiegelstijgingen.

Afweging: Afwegen houdt in dat uit een verzameling mogelijke alternatieven een gemotiveerde selectie gemaakt wordt om tot een kleinere groep (redelijke) alternatieven te komen, te onderzoeken in vb. Een MER.

Alternatief: Mogelijke ligging van de kustlijn voor de volledige kust, inclusief de ruimte, het “beschermingslint”, nodig om die ligging te realiseren.

Autonome ontwikkeling: Een ontwikkeling of evolutie die spontaan plaatsvindt. Het is de ontwikkeling die het studiegebied doormaakt zonder gestuurde menselijke beïnvloeding (bv. klimaatverandering, demografie).

Beschermingslint: een aaneengesloten ruimtelijk afgebakende zone of lint waarbinnen kustbeschermingsmaatregelen kunnen gerealiseerd worden en dit zowel ter hoogte van de strandzones als ter hoogte van de havens

Duurzame kust: De definitie van de EU (2000) over geïntegreerd kustzonebeheer steunt op drie elementen: 1/ duurzaam beheer van de kust, 2/ participatie en de medewerking van alle belanghebbenden, 3/ op de lange termijn een evenwicht vinden tussen milieugerichte, economische, sociale, culturele en recreatieve doelstellingen, alles binnen de door de natuurlijke dynamiek gestelde grenzen.

Ecologische processen: Processen gelinkt aan de relatie tussen organismen in samenhang met hun omgeving.

Ecosysteemdienst (ESD): Ecosysteemdiensten (ESD) omvatten al de goederen en diensten die ecosystemen aan de samenleving leveren, zoals natuurlijke bescherming tegen overstroming, bestuiving door wilde insecten, natuurlijke waterzuivering, klimaatregulering, natuurgebonden recreatie, etc.

Ecotoop: Een ecotoop is het kleinste, ruimtelijk min of meer homogene landschap, gekenmerkt door bepaalde abiotische factoren (water, wind, licht …) en levensgemeenschappen (planten en dieren). Een ecotoop doelt dus op een plek die een soort of een groep van soorten aantrekt en redeneert niet vanuit het standpunt van een soort. In de praktijk vormt de vegetatie de belangrijkste parameter voor het bepalen van ecotooptypes op land. Voorbeelden zijn ‘strand’, ‘mosduin’, ‘duinstruweel’, ‘grasland’ voor de landzijde, en ‘vooroever’, ‘zandbanken en -geulen’, ‘riffen’ voor de zeezijde. Het woord biotoop wordt eveneens vaak gebruikt en verwijst naar hetzelfde.

Eolisch: Door de wind veroorzaakt.

Evaluatiekader: Geheel van evaluatiecriteria waaraan de (redelijke) alternatieven zullen getoetst worden naar hun impact. Het evaluatiekader geeft met name aan wat relevant is in voorliggend onderzoek en vormt de basis voor de effectbeoordeling. Hierbij ligt de nadruk op een aantal sleuteleffecten (onderscheidende elementen).

Evaluatiemodel: Geheel van evaluatiecriteria, significantie, visualisatie, etc.

Fysische processen: Processen gelinkt aan de natuur(verschijnselen). Voor Kustvisie: de beweging van water en sediment.

Geïntegreerd onderzoek: Het geheel aan onderzoeken (bv. MER (Milieu Effecten Rapport), MKBA (Maatschappelijke Kosten/Baten Analyse), Bouwtechnisch onderzoek, etc.) die zullen uitgevoerd worden om de mogelijke impact van de alternatieven zowel naar veiligheid, milieu als naar socio-economie te onderzoeken.

Getijslag: Hoogteverschil tussen hoog- en laagwater.

Golfoverslag: Tijdens stormen is het mogelijk dat door hoge waterstanden de golven kunnen oplopen tot op de dijken of kaaien, waardoor water op het achterliggende land stroomt. Te veel golfoverslag is ongewenst omdat dit tot schade of slachtoffers kan leiden.

Harde, zachte of hybride ingrepen: Hard: ingrepen waarbij structuren met harde materialen (beton, steen, …) worden uitgevoerd. Zacht: ingrepen gebaseerd op het aanvoeren van zand. Hybride: ingrepen die een combinatie van “zachte” en “harde” ingrepen zijn.

Hydrodynamica: Stromingsleer, in het geval van Kustvisie gaat dit over de beschrijving van waterstanden, golven en stromingen op zee en rivieren.

Hydrologie: Gedrag en eigenschappen van water in de atmosfeer, op en onder het aardoppervlak, die onder meer de grondwaterstromingen en de afvoer van rivieren aansturen.

Hydromorfologisch model: Een model dat de hydrodynamica en de morfologische veranderingen simuleert: sedimenttransport veroorzaakt door stromingen en golven.

Ingrepen: Maatregelen (hard, zacht of combi) die worden genomen in de context van het Kustvisie om de impact van zeespiegelstijging tot 3 meter tegen te gaan.

Instandhoudingsdoelstellingen: De doelen voor Europees te beschermen natuur, die bereikt moeten worden in de toekomst. Concreet gaat het over de Europees te beschermen habitats en soorten die in een gunstige staat van instandhouding moeten zijn/blijven, d.w.z. die duurzaam moeten kunnen overleven. De Europese natuurdoelen zijn geformuleerd op twee niveaus: op Vlaams niveau (gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen) of per gebied (specifieke instandhoudings-doelstellingen).

Integraal ontwerpen: Integraal ontwerpen is een cyclisch en participatief proces waarbij alle disciplines in beschouwing worden genomen. Niet alleen technisch maar ook bestuurlijk, juridisch, sociaal, planologisch, financieel en die ook allen in interactie gaan met de projectomgeving.

Kansrijk alternatief: Kansrijke alternatieven voldoen in hoofdlijnen aan het ambitiekader van Kustvisie. Ze zijn het resultaat van een eerste afweging volgens een basisset van evaluatiecriteria gebaseerd op het kader van ambitie. Kansrijke alternatieven brengen geen onaanvaardbare effecten met zich mee, bieden ruimte voor kansen en er is voldoende draagvlak voor om hun realisatie niet in de weg te staan.

Kantelpunt: Drempel of omslagpunt waarna het gedrag of de toestand van een systeem verandert. In het geval van het Kustvisie geeft een kantelpunt aan wanneer in termen van zeespiegelstijging, de kustbescherming niet meer aan de veiligheidsnorm zal voldoen. Om voldoende kustbescherming te blijven bieden, zullen ingrepen moeten worden voorzien voordat het kantelpunt bereikt wordt.

Klimaatscenario: Samenhangend beeld van de evolutie van het klimaat op basis van variabelen zoals temperatuur, neerslag, zeespiegel en wind.

Kust: Ruime zone onder invloed van de Noordzee, die vooroevers, stranden, duinen, dijken en infrastructuur, kustgemeenten en kustpolders omvat.

Kustzone: Deel tussen de laagwaterlijn en de ‘zeewering’ zoals duin, dijk of kaaimuur. De kustzone is in drie soorten kust onder te verdelen: duinen (met en zonder dijk), badplaatsen (met en zonder dijk), zeegaten en havens.

Kustbeschermingszone: Dat deel van de kust en de Noordzee dat een rol speelt bij de natuurlijke (bijvoorbeeld duinen en strand) en kunstmatige (bijvoorbeeld dijk, golfbreker en stormmuur) bescherming van de kust tegen overstromingen. Deze zone bevat de eerste zeewering.

Kustlijn: De lijn die zich bij laag water aftekent en de uiterste grens tussen land en zee vormt, het is de waterlijn bij het laagste astronomisch getij. De breedte van de kustlijn wordt bepaald door de fysische processen van de Noordzee.

Kustsecties: De Vlaamse/Belgische kust is opgedeeld in 255 secties, van circa 200-250 m breed, die de basis vormen voor het beoordelen van de kustveiligheid zoals toegepast in het Masterplan Kustveiligheid. De havens zijn niet opgenomen in de kustsecties, maar worden afzonderlijk beschouwd.

Kustvakken: Kustvakken vormen aaneengesloten zones van meerdere kustsecties welke momenteel een gelijkaardig type zeewering, landgebruik, hydromorfologie en ecologie kennen en laten toe het geïntegreerd onderzoek op strategisch niveau voor grotere gehelen langsheen de kust uit te voeren. De havens worden daarbij afzonderlijk beschouwd.

Kustprofiel: Een (kust)profiel geeft de hoogteveranderingen weer van zeebodem, strand, duinen en/of dijken langsheen een dwarssnede op de kustlijn.

Kustsysteem: Systeem waarin de overgang tussen land en zee wordt vormgegeven door de interactie tussen zee, strand, duin en rivier.

Marien Ruimtelijk Plan (MRP): Ruimtelijk bestemmingsplan voor het Belgisch deel van de Noordzee om verschillende activiteiten te laten samengaan. Het plan wordt iedere 6 à 8 jaar herzien.

Masterplan Kustveiligheid: Plan voor de bescherming van de Vlaamse kust tegen overstromingen vanuit zee tot 2050. Het werd in 2011 goedgekeurd door de Vlaamse Regering.

Morfologisch: Voor Kustvisie is dit de vorm(ing) van bodem en oevers van wateren.

Multifunctioneel gebruik in ruimte: Wanneer op dezelfde locatie (ruimte) meerdere toepassingen tegelijk mogelijk zijn. Zo kan een ingreep voor kustbescherming bijvoorbeeld gecombineerd worden met een gebruiksfunctie als aquacultuur, natuurbescherming, etc.

Natura 2000 (Habitatrichtlijn/Vogelrichtlijn): Europees netwerk van gebieden die door de lidstaten van de Europese Unie werden aangewezen als Speciale Beschermingszone ter uitvoering van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG van het Europees parlement en de Raad van 30 november 2009) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992). Deze gebieden zijn aangeduid om Europees beschermde habitattypes en -soorten de kans te geven duurzaam te overleven en zo de Europese biodiversiteit te bewaren. Ter uitvoering van beide richtlijnen werden er ook in België Speciale Beschermingszones aangewezen, zowel in zee als op het land.

Nature-based solutions (EN) oftewel ‘op de natuur gebaseerde oplossingen’: Bouwen met de natuur. Een concept waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van natuurlijke elementen en natuurlijke processen om kustbescherming te bewerkstelligen. Het voordeel is dat op deze manier bijkomstige baten kunnen optreden naar o.a. biodiversiteit.

Nautisch: Betreffende de scheepvaart (zeescheepvaart + binnenlandse vaart).

Niet-redelijk alternatief: Niet-redelijke alternatieven voldoen in meer of mindere mate niet aan het ambitiekader van Kustvisie, die de doelstellingen van het project vertaalt. Ze worden niet als kansrijk beschouwd, daar ze ofwel onaanvaardbare milieueffecten met zich mee brengen, niet realistisch (i.e. onevenredig duur of technisch complex) zijn, onvoldoende kansen bieden, ofwel er onvoldoende draagvlak is voor hun realisatie.

Nulalternatief: Het ‘alternatief’ dat erin bestaat het voornemen (plan of project) niet uit te voeren. Het nulalternatief voldoet in de meeste gevallen niet aan de doelstelling(en) van het plan of project, en is om deze reden vaak geen redelijk alternatief voor het voornemen.

Onderscheidende effecten: Effecten in de beoordeling van plannen of projecten, die zodanig groot en/of differentiërend zijn dat ze toelaten om alternatieven te onderscheiden naar hun impact.

Ontwikkelingsscenario: Een scenario is een beschrijving van de veronderstelde gezamenlijke evolutie (autonoom en gestuurd) van een set omgevingsvariabelen. Een scenario is dus een evolutie die onafhankelijk is van het plan of project maar die wel een invloed kan hebben op het plan of project, of op de omgevingsvariabelen die erdoor beïnvloed worden. Scenario’s zijn een middel om te kunnen omgaan met onzekerheid: omdat men de toekomstige ontwikkelingen (autonoom en beleidsgestuurd) niet precies kent, neemt men verschillende varianten op die ontwikkeling aan, en gaat men na wat de gevolgen zijn voor de toekomstige situatie en voor de impactbeoordeling.

Passende Beoordeling (PB): Vlaanderen wil natuur van Europees belang alle kansen geven om zich te ontwikkelen in gebieden met een bijzondere bescherming. Het gaat om bepaalde habitats en soorten (en hun leefgebieden) in de Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden, ook wel Speciale Beschermingszones (SBZ) of Natura 2000-gebieden genoemd. Dat is nodig om de Europese natuurdoelen te realiseren. Bij elke vergunningsplichtige activiteit wordt er nagegaan of er een negatieve impact kan zijn op die habitats en (leefgebieden van) soorten. Dit noemen we de passende beoordeling.

Redelijk alternatief: Redelijke alternatieven voldoen aan het ambitiekader van Kustvisie, en beschikken over de kwaliteiten die het de moeite maken hen in het vervolgtraject inclusief een MER (Milieu Effecten Rapport) verder in detail te bestuderen. Ze zijn het resultaat van een tweede afweging van de kansrijke alternatieven, verder geoptimaliseerd waar nodig, volgens een uitgebreide set van evaluatiecriteria gebaseerd op het kader van ambitie. Redelijke alternatieven zijn realistisch (i.e. niet onevenredig duur of technisch complex), vallen binnen de bevoegdheden of actiemogelijkheden van de initiatiefnemer, brengen geen onaanvaardbare milieueffecten met zich mee, en er is voldoende draagvlak voor om hun realisatie niet in de weg te staan.

Referentiesituatie: De toestand van de omgeving die als vergelijkingsbasis dient voor het beschrijven en beoordelen van de impact van de alternatieven. Binnen Kustvisie betekent de referentiesituatie de situatie die ontstaat indien geen bijkomende ingrepen worden voorzien naar kustveiligheid of met andere woorden wanneer vastgehouden wordt aan het Masterplan Kustveiligheid en Kustvisie niet doorgaat. Binnen Kustvisie worden meerdere toekomstige referentiesituatie(s) beschreven, gelinkt aan de 3 zeespiegelstijgingsscenario’s.

(van 1 meter, 2 meter en 3 meter). De referentiesituatie is dus de toestand van de omgeving in afwezigheid van het plan of project bij een zeespiegelstijging van respectievelijk 1 meter, 2 meter en 3 meter.

Roadmap: Voor elk alternatief in Kustvisie wordt een roadmap of stappenplan opgemaakt waarin geduid wordt welke ingrepen er nodig zijn aan de zeewering in functie van de mate van zeespiegelstijging. In deze roadmaps worden tevens kantelpunten opgenomen waarbij er een keuze of een actie nodig is. De roadmap toont dus hoe een alternatief kan mee evolueren met de zeespiegelstijging.

Robuust: stevig, krachtig, stevig gebouwd, kan tegen een stootje. Robuuste natuur kan invloeden (verstoringen) of fluctuaties in haar omgeving doorstaan of overleven en zal door natuurlijke processen en medegebruik op gebiedsniveau niet wezenlijk veranderen.

Sediment: Sediment of afzetting is de benaming voor door wind, water en/of ijs getransporteerd materiaal. Dit materiaal wordt gevormd door verwering en erosie van gesteente, mineralen, organisch materiaal en bodems. Voorbeelden zijn slib, zand en grind.

Stakeholders/belanghebbenden: Een belanghebbende of stakeholder is een persoon of organisatie die (rechtstreeks) invloed of gevolgen ondervindt (positief of negatief) van een activiteit of project, of zelf invloed kan uitoefenen op de activiteit of het project.

Strandhoofd/ golfbreker: Strandhoofden zijn de lage, stevige dammen dwars over het strand die een heel eind in zee lopen. Meestal bestaan ze uit gestapelde zware basalt- of betonblokken. Ze voorkomen de afslag van zand en de afbraak van het strand. Golfbrekers zijn havenmuren of strekdammen die parallel aan de kust gebouwd zijn om de kracht van de golven te breken en om havens te beschermen.

Studiegebied: Geografisch gebied waarbinnen het geïntegreerd onderzoek wordt gevoerd, en waarbinnen effecten van het plan te verwachten zijn. Het studiegebied bestaat uit een plangebied (de ruimte gelinkt aan de ligging van de toekomstige kustlijn en de bijhorende ruimte voor ingrepen) en een impactgebied (het gebied waarbinnen effecten van het plan of project (gunstig of ongunstig) te verwachten zijn op zee of in de kustzone).

Suppleties: Het aanbrengen van materiaal, typisch zand, in het kustprofiel met als doel de kracht van oplopende golven te reduceren en/of het strand uit te breiden voor recreatieve doeleinden. Suppleties kunnen worden uitgevoerd op de vooroever (zeewaarts van de kustlijn), op het strand of in de duinen.

TAW: De Tweede Algemene Waterpassing is de referentiehoogte waartegenover hoogtemetingen in België worden uitgedrukt. Het gemiddelde zeeniveau bij eb in Oostende wordt gebruikt als nulpeil.

Variant: Een variant is een keuzemogelijkheid binnen een bepaald alternatief, en heeft betrekking op een beperkt aantal aspecten of elementen van dat alternatief. Varianten verschillen te weinig van elkaar om ze als aparte alternatieven te beschouwen.

Veerkracht: duidt op ‘soepelheid, lenigheid’ en is het gevolg van mogelijkheden voor herstel. Terwijl robuuste natuur (zie robuust) een verstoring (zoals overstroming of zware betreding) doorstaat, zal veerkrachtige natuur mogelijk verdwijnen maar zich vervolgens herstellen, bijvoorbeeld door hervestiging vanuit andere gebieden.

Veiligheidsnorm: De veiligheidsnorm wordt aangegeven door de maatgevende storm waartegen de ingrepen voor kustbescherming het achterland en de inwoners moeten beschermen. Voor Kustvisie wordt net zoals voor Masterplan Kustveiligheid een storm met terugkeerperiode van 1000 jaar toegepast.

Vooroever: De vooroever is het gedeelte van het strandprofiel zeewaarts van de laagwaterlijn(zie bovenstaande figuur).

Zachte, harde of hybride ingrepen: Zacht: ingrepen gebaseerd op het aanvoeren van zand. Hard: ingrepen waarbij structuren met harde materialen (beton, steen, …) worden uitgevoerd. Hybride: ingrepen die een combinatie van “zachte” en “harde” ingrepen zijn.

Zeespiegelstijgingsscenario: Het niveau van zeespiegelstijging. Binnen Kustvisie wordt er gewerkt met 3 tussentijdse scenario’s m.b.t. zeespiegelstijging (ZSS). Deze moeten toelaten om voortschrijdende inzichten in de langetermijnvisie kustveiligheid (bescherming tegen 3 meter zeespiegelstijging of +3m ZSS) en de hieraan gekoppelde beoordelingen zo goed mogelijk in kaart te brengen. Naast een +3 m ZSS, zullen twee tussentijdse scenario’s (+1 m en +2 m ZSS) uitgewerkt en beoordeeld worden, zonder een uitspraak te doen over het specifieke tijdsmoment waarop dergelijke zeespiegelstijgingsscenario’s zich in de toekomst zullen voordoen. Deze aanpak helpt mee om het adaptieve karakter (meegroeiconcept) van het toekomstig kustveiligheidsbeleid inzichtelijk te maken.

Zeewering: Het deel van het kustsysteem dat de barrière vormt als waterkering voor de zee. De eerste zeewering wordt gedefinieerd als dat gedeelte van de zeewering ter bescherming van de eerste woningen. De eerste zeewering van de kust bestaat uit dijken, strand, duinen en voor de havens nog uit kaaien, stormmuren, sluizen en stuwen. Bij extreme stormen moet de eerste zeewering weerstaan aan de hoge waterstanden en golven. Falen van de eerste zeewering veroorzaakt overstromingen en schade op de dijken en in het achterland met mogelijk verlies van mensenlevens.