Lokaal toewijzingsbeleid voor sociale woningen
Om een woonbeleid op maat te realiseren wordt in de Vlaamse Codex Wonen de gemeente als regisseur van het lokaal woonbeleid aangeduid. De gemeente krijgt op die manier de mogelijkheid om, desgewenst met ondersteuning door het Vlaams Gewest, het overleg tussen de verschillende woonorganisaties te coördineren en te organiseren met als doel een geïntegreerd en gedragen lokaal woonbeleid.
In het Besluit Vlaamse Codex Wonen Boek 6 (dit is het oude Kaderbesluit Sociale Huur) wordt ruimte gelaten om bij het vastleggen van de toewijzingsregels lokale accenten te leggen, uitgedrukt in een eigen toewijzingsreglement. Een eigen toewijzingsbeleid kunt u ontwikkelen als u rekening wilt houden met de lokale binding van de kandidaat-huurders, met de woonbehoeftigheid van specifieke doelgroepen of als u wilt werken aan de verstoorde of bedreigde leefbaarheid in bepaalde wijken of complexen.
De opmaak van een eigen toewijzingsreglement moet tot stand komen in nauw overleg met alle relevante lokale (huisvestings- en welzijns-)actoren. De gemeente (of het intergemeentelijk samenwerkingsverband) speelt hierin de trekkersrol.
Op deze pagina bieden we relevante informatie aan om een toewijzingsreglement op te maken.
Documenten
- Leidraad voor de opmaak van een toewijzingsreglement(Word bestand)
- Omzendbrief opmaak lokaal toewijzingsreglement(PDF bestand opent in nieuw venster)
- Modelbeslissing voor vertegenwoordiging lokaal bestuur in toewijzingsraad woonmaatschappij(Word bestand)
U vindt hier steeds de laatste versie van de leidraad bij het nieuwe toewijzingsmodel(PDF bestand opent in nieuw venster) opgemaakt door de koepels (VVH, HUURpunt en VVSG). Deze leidraad dient ter inspiratie en bevat handvaten en ondersteuning inzake de uitwerking en implementatie van het nieuwe toewijzingsmodel.
Op 1 januari 2024 zullen belangrijke wijzigingen in het Besluit Vlaamse Codex Wonen Boek 6 in werking treden. Die wijzigingen hebben gevolgen voor de uitwerking van een toewijzingsbeleid op maat. Tot 1 november 2023 kunnen gemeenten een lokaal toewijzingsreglement opmaken volgens de bepalingen in de ministeriële omzendbrief W/2019/01. Toewijzingsreglementen die worden opgemaakt na deze datum moeten de nieuwe bepalingen volgen. Een leidraad is beschikbaar om u daarbij te ondersteunen.
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u per thema enkele veelgestelde vragen met hun antwoorden.
Oprichting en samenstelling toewijzingsraad
Hier vindt u een aantal vragen over de oprichting van de toewijzingsraad.
In de toewijzingsraad zijn de lokale besturen vertegenwoordigd. Is er concreet bepaald of dit ambtenaren dan wel schepenen of gemeenteraadsleden moeten zijn?
Dit is niet concreet bepaald in de regelgeving.
Welzijnsactoren en huisvestingsactoren die actief zijn binnen het werkingsgebied kunnen zich zelf aanmelden om deel uit te maken van de toewijzingsraad. Op welke manier en door wie zullen de welzijns- en de huisvestingsactoren van het werkgebied hier over worden geïnformeerd en wie beslist of ze wel/niet effectief kunnen/mogen toe treden tot de toewijzingsraad?
Hierover zijn geen bepalingen in de regelgeving opgenomen. Woonmaatschappijen kunnen dus zelf beslissen op welke wijze zij het initiatief tot samenstelling van een toewijzingsraad zullen nemen. De webinars, de leidraad en deze vraag- en antwoordrubriek worden ter beschikking gesteld voor het brede publiek. We verwachten dus dat de lokale actoren tijdig zullen weten dat er toewijzingsraden zullen worden gevormd. De woonmaatschappij zal – indien geen consensus kan worden bereikt – de beslissende stem zijn over de samenstelling van de toewijzing
De woonmaatschappij “neemt het initiatief” om een toewijzingsraad op te richten. Is dit een dwingende bepaling? Kan een woonmaatschappij beslissen om géén toewijzingsraad in te richten en zelf een toewijzingsreglement (vanuit de RvB) op te stellen?
De woonmaatschappij zal een toewijzingsraad moeten oprichten in functie van het maken van afspraken over de versnelde toewijzingen en de opmaak van een toewijzingsreglement voor het werkingsgebied. In die zin is de WM verplicht om het initiatief te nemen een toewijzingsraad op te richten.
Zijn er richtlijnen rond het beslissingsproces op niveau van de lokale besturen. Dient de aanduiding van die vertegenwoordigers te gebeuren via een beslissing vanwege de lokale gemeenteraden of schepencolleges? Of is, bijvoorbeeld, een schepen van wonen van de respectievelijke lokale besturen daar autonoom in om daarover te beslissen. Of zijn ook daar de lokale besturen autonoom in om dit voor zichzelf uit te maken hoe dit besluitvormingsproces verloopt?
De gemeenteraad kan de meeste bevoegdheden bij reglement delegeren naar het college van burgemeester en schepenen. Niet delegeerbaar is onder andere volgende bevoegdheid:
“het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen”.
De toewijzingsraden vallen hier niet onder, dus de beslissing met betrekking tot afvaardiging kan worden gedelegeerd.
Hou er rekening mee dat u de vertegenwoordiging in de toewijzingsraad (en eventuele delegatie) tijdig in orde moet brengen. Ter ondersteuning stellen we u hiervoor een model ontwerp van gemeenteraadsbeslissing beschikbaar. U vindt dat hier terug.
Is de toewijzingsraad enkel bevoegd voor de versnelde toewijzingen? Is de toewijzingsraad ook bevoegd voor de standaardtoewijzingen of is deze enkel bevoegd voor de versnelde toewijzingen?
De opdrachten van de toewijzingsraad worden besproken tijdens het tweede webinar. De toewijzingsraad maakt een ontwerp toewijzingsreglement op waarin een strengere woonbindingsbepaling en voorrangsbepalingen voor specifieke doelgroepen kunnen worden opgenomen. Daarnaast heeft de toewijzingsraad een operationele opdracht met betrekking tot de praktische uitvoering van de toewijzingsregels (versnelde toewijzingen en toewijzingen aan specifieke doelgroepen).
Moet er per deelwerkingsgebied een toewijzingsraad worden opgericht en een toewijzingsreglement worden opgemaakt?
Ja. De woonmaatschappij neemt het initiatief om een toewijzingsraad op te richten en zit de toewijzingsraad voor. De woonmaatschappij kan beslissen om haar werkingsgebied op te delen in deelgebieden. In dat geval wordt voor elk deelgebied een toewijzingsraad opgericht.
Is het mogelijk om voor die datum een toewijzingsraad op te richten? Kan deze toewijzingsraad reeds een ontwerp van toewijzingsreglement op te maken? Mag dit ontwerp ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenten?
Wanneer een woonmaatschappij erkend is, kan ze een toewijzingsraad oprichten. Dit moet gebeuren volgens de voorwaarden geformuleerd in het BVCW om reglementair te zijn (voorwaarden oprichting en samenstelling, zie artikel 6.22 BVCW(opent in nieuw venster)).
De toewijzingsraad kan vervolgens starten met het voorbereidende werk én een ontwerp voorleggen aan de gemeenteraden.
Het toewijzingsreglement kan, voor doelgroepen waarvoor het vernietigingstoezicht van toepassing is, echter nog niet worden voorgelegd aan de minister. Omdat het voorleggen van het reglement aan de minister dwingende rechtsgevolgen heeft, die pas doorgang kunnen vinden vanaf 1 januari 2024, is dat nog niet mogelijk voor de datum van inwerkingtreding. Dit betreft uiteraard alleen de reglementen die aan de minister moeten worden voorgelegd.
De bepalingen van een nieuw toewijzingsreglement kunnen in werking treden na 1 januari 2024 of – in voorkomend geval – na de termijn van het vernietigingstoezicht van de minister.
Opstellen toewijzingsreglement
Hier vindt u een aantal vragen over het opstellen van een toewijzingsreglement.
Hoe verhouden de toewijzingsraad en het lokaal woonoverleg zich onderling? Is het voorleggen van het toewijzingsreglement aan het lokaal woonoverleg facultatief, dan wel verplicht?
Het nog voorleggen aan het lokaal woonoverleg is inderdaad facultatief. De verplichting om een lokaal toewijzingsreglement te bespreken op het lokaal woonoverleg is geschrapt uit de regelgeving. Voortaan zal het ontwerp van toewijzingsreglement besproken en opgemaakt worden door de toewijzingsraad, waarin de gemeenten, de verhuurder en de relevante welzijns- en huisvestingsactoren reeds vertegenwoordigd zijn.
Komen er standaarddocumenten voor de opmaak van het huishoudelijk reglement en de toewijzingsregels?
Wonen in Vlaanderen voorziet een model toewijzingsreglement maar geen model huishoudelijk reglement.
Wat is het precieze verschil tussen het intern huurreglement en het toewijzingsreglement?
Het intern huurreglement van de verhuurder kan gezien worden als een compilatie van alle toewijzingsregels die de verhuurder zal moeten toepassen bij een toewijzing. Het bevat dan ook de specifieke beslissingen die de woonmaatschappij heeft genomen, met de toewijzingsraad, over de versnelde toewijzingen (de verdeling van het percentage over de doelgroepen, de voorwaarden om beschouwd te worden als een subdoelgroep van de doelgroep (dreigend) dak- en thuislozen, en een voorrangsregeling binnen de doelgroepen). Het is de verhuurder die deze compilatie moet maken (dat is ook in de huidige regelgeving al zo) en vervolgens moet bezorgen aan de toezichthouder.
In het toewijzingsreglement worden de bepalingen opgenomen waarover de gemeente telkens het laatste woord heeft. Het gaat dan om vaststelling van de specifieke doelgroepen van pijler 3 en eventueel de strengere bindingsvoorwaarden of de cascade gemeente/werkingsgebied van pijler 1. De bepalingen van het toewijzingsreglement zullen dus ook moeten belanden in het intern huurreglement want het betreffen ook toewijzingsregels die de verhuurder moet toepassen. Belangrijk te vermelden is dat de bepalingen waar de gemeente het laatste woord over hebben, tot stand moeten komen in de schoot van de toewijzingsraad (waarin de gemeenten, verhuurders en relevante woon- en welzijnsactoren van het werkingsgebied van de WM zetelen). Een ontwerp van het toewijzingsreglement wordt bezorgd aan de gemeenten die het dan al dan niet geamendeerd moeten goedkeuren. In specifieke gevallen wordt het toewijzingsreglement bezorgd aan de minister.
Over de specifieke beslissingen met betrekking tot pijler 2 (versnelde toewijzingen) hebben de gemeenten niet het laatste woord, hoewel ze wel bij de totstandkoming van deze beslissingen worden betrokken in de toewijzingsraad. Om die reden worden deze beslissingen dan ook niet in het toewijzingsreglement opgenomen, maar wel in het intern huurreglement. Het gaat dan over de verdeling van het percentage (20%) over de doelgroepen, de voorwaarden om beschouwd te worden als een subdoelgroep van de doelgroep (dreigend) dak- en thuislozen, en een voorrangsregeling binnen de doelgroepen). De verhuurder neemt die op in het intern huurreglement en bezorgt ze ter kennisgeving aan de gemeenten.
Hoe gebeurt het toezicht op de toewijzingsreglementen die niet moeten worden voorgelegd aan de minister m.a.w. de reglementen waarvoor geen vernietigingstoezicht van de minister geldt? Is er geen gevaar voor een vrijgeleide van buitenproportionele invullingen voor langdurige woonbinding bv.?
Voor die zaken waarvoor het vernietigingstoezicht van minister van wonen niet meer is ingesteld, vallen we terug op het algemeen bestuurlijk toezicht. De uitoefening van het algemeen bestuurlijk toezicht is toezicht op grond van klachten die door burgers en raadsleden worden geformuleerd. De Vlaamse minister voor Binnenlands Bestuur of de provinciegouverneur behandelen de klacht. Ze hebben vernietigingsbevoegdheid als het toewijzingsreglement de wetten of het algemeen belang schendt.
De afspraken over de lokale toewijzingsregels zijn het voorwerp van het toewijzingsreglement, dat door de toewijzingsraad ontworpen wordt en door de gemeenteraad, eventueel geamendeerd, goedgekeurd wordt. De afspraken over de praktische uitvoering van de lokale toewijzingsregels zijn het voorwerp van het huishoudelijk reglement van de toewijzingsraad. De toewijzingsraad kan hier taken delegeren naar een welzijnsactor, zoals het OCMW. Kan er bevestigd worden dat de toewijzingsraad, in relatie tot de versnelde toewijzing, in het bijzonder inzake de aanmelding, de coördinatie en de begeleiding van kandidaat-huurders, kan delegeren naar het OCMW of een andere welzijnsactor?
De beslissingen met betrekking tot aanmelding, coördinatie en begeleiding van kandidaat-huurders kunnen inderdaad gedelegeerd worden naar een andere (welzijns-)actor, zoals bijvoorbeeld het OCMW.
Het toewijzingsreglement van onze gemeenten is klaar en dient goedgekeurd te worden door het CBS en de gemeenteraad. Hebben jullie hier een ontwerpnotule voor?
De leidraad voor het ontwerpen van een toewijzingsreglement bevat een sjabloon omtrent de te nemen beslissingen. Dit kan worden gebruikt door de toewijzingsraad. Er is echter geen ontwerpnotule voor de opmaak van een gemeenteraadsbeslissing voorzien, aangezien er verschillende scenario’s mogelijk zijn:
- Gemeenten kunnen het ontwerptoewijzingsreglement goedkeuren zoals het wordt voorgelegd. In dat geval kan de beslissing van de gemeenteraad als dusdanig worden opgemaakt en wordt het toewijzingsreglement (en eventueel doelgroepenplan) als bijlage bij de beslissing gevoegd.
- Gemeenten kunnen het ontwerp toewijzingsreglement amenderen, alvorens het goed te keuren. In dat geval moet de beslissing verduidelijken welke bepalingen in de gemeente specifiek van toepassing zullen zijn. Nadien zal de woonmaatschappijen deze bepalingen opnemen in het definitieve toewijzingsreglement en dit bezorgen aan de toezichthouder.
Wat moet er in het toewijzingsreglement worden geregeld, wat in het huishoudelijk reglement en wat in het intern huurreglement?
We geven hieronder een duidelijk overzicht.
TOEWIJZINGSREGLEMENT
|
HUISHOUDELIJK REGLEMENT |
INTERN HUURREGLEMENT |
TOEWIJZINGSRAAD | TOEWIJZINGSRAAD | VERHUURDER |
Aan welke doelgroepen wordt voorrang gegeven? (Art. 6.27, §1, 2e lid) | Hoe moet KH zich aanmelden? (Art. 6.22, §4) | Toewijzingsregels uit het toewijzingsreglement |
Wat is het aandeel van elke doelgroep? | Hoe worden de aanvragen gecoördineerd? (Art. 6.22, §4) | Gemotiveerde beslissingen omtrent versnelde toewijzingen (Art. 6.26) |
Wat zijn de toewijzingsregels voor elke doelgroep? | Wat zijn de afspraken over de begeleiding en ondersteuning? (Art. 6.22, §4) | Manier waarop interne mutaties om dwingende redenen worden ingepast in het geheel (Art. 6.28, 3e lid) |
Strengere woonbinding gemeenten (Art. 6.23, §1, 3e lid) |
| Hoe wordt het % versnelde toewijzingen verdeeld? (Art. 6.26, 1e lid, 1°) |
Strengere woonbinding werkingsgebied (Art. 6.23, §1, 4e lid) |
| Wat zijn de voorwaarden om aangemeld te worden binnen de subdoelgroepen voor versnelde toewijzing? (Art. 6.26, 1e lid, 2°) |
|
| In welke volgorde worden de aanvragen voor versnelde toewijzing behandeld? (Art. 6.26, 1e lid, 3°) |
Is het mogelijk om voor die datum een toewijzingsraad op te richten? Kan deze toewijzingsraad reeds een ontwerp van toewijzingsreglement op te maken? Mag dit ontwerp ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenten?
Wanneer een woonmaatschappij erkend is, kan ze een toewijzingsraad oprichten. Dit moet gebeuren volgens de voorwaarden geformuleerd in het BVCW om reglementair te zijn (voorwaarden oprichting en samenstelling, zie artikel 6.22 BVCW(opent in nieuw venster)).
De toewijzingsraad kan vervolgens starten met het voorbereidende werk én een ontwerp voorleggen aan de gemeenteraden.
Het toewijzingsreglement kan, voor doelgroepen waarvoor het vernietigingstoezicht van toepassing is, echter nog niet worden voorgelegd aan de minister. Omdat het voorleggen van het reglement aan de minister dwingende rechtsgevolgen heeft, die pas doorgang kunnen vinden vanaf 1 januari 2024, is dat nog niet mogelijk voor de datum van inwerkingtreding. Dit betreft uiteraard alleen de reglementen die aan de minister moeten worden voorgelegd.
De bepalingen van een nieuw toewijzingsreglement kunnen in werking treden na 1 januari 2024 of – in voorkomend geval – na de termijn van het vernietigingstoezicht van de minister.
Wanneer gaan de reglementen van de toewijzingsraad in? Is dat datum van goedkeuring of kan de toewijzingsraad een ingangsdatum opgeven?
Het is aangewezen om in het toewijzingsreglement een datum van inwerkingtreding op te nemen. Het is belangrijk om bij het bepalen van deze datum rekening te houden met volgende elementen.
- Het vernietigingstoezicht is niet van toepassing op het toewijzingsreglement?
Als alle gemeentes uit het (deel-)werkingsgebied het toewijzingsreglement goedgekeurd hebben, integreert de woonmaatschappij alles in het intern huurreglement en bezorgt dit aan de toezichthouder. Zodra dat gebeurd is, kan het toewijzingsreglement toegepast worden. De datum van inwerkingtreding moet rekening houden met de tijd die nodig is om het intern huurreglement aan te passen en te bezorgen aan de toezichthouder.
- Het vernietigingstoezicht is wel van toepassing op het toewijzingsreglement?
Als alle gemeentes uit het (deel-)werkingsgebied het toewijzingsreglement goedgekeurd hebben, bezorgt de woonmaatschappij het volledige reglement aan de minister. Opgelet, dit kan ten vroegste op 1 januari 2024, datum waarop de nieuwe regels, en het nieuwe vernietigingstoezicht in werking treden.
De datum van inwerkingtreding in het toewijzingsreglement zal rekening moeten houden met de tijd die nodig is om het vernietigingstoezicht uit te oefenen en om het intern huurreglement aan te passen en te bezorgen aan de toezichthouder.
De minister beschikt over een termijn van 45 kalenderdagen, die volgt op de datum van de kennisgeving van het toewijzingsreglement en het administratieve dossier, aan het agentschap, om het toewijzingsreglement geheel of gedeeltelijk te vernietigen als hij het in strijd acht met de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan of met het algemeen belang. De minister kan de termijn, vermeld in het tweede lid, eenmalig verlengen met vijftien kalenderdagen. Hij brengt de woonmaatschappij daarvan op de hoogte voordat de oorspronkelijke termijn afloopt. Er zijn twee mogelijkheden:
- Als de minister het toewijzingsreglement niet geheel of gedeeltelijk vernietigt, integreren de verhuurders de bepalingen in het intern huurreglement en bezorgen dit aan de toezichthouder. Zodra dat gebeurd is, kan het toewijzingsreglement toegepast worden.
- Als de minister het toewijzingsreglement wel geheel of gedeeltelijk vernietigt, moet het eerst worden aangepast en moeten alle vorige stappen opnieuw worden doorlopen. Het is ook mogelijk het toewijzingsreglement zonder de vernietigde bepalingen in werking te laten treden. In ieder geval moeten de verhuurders de bepalingen van het (al dan niet aangepaste) toewijzingsreglement integreren in het intern huurreglement en dit bezorgen aan de toezichthouder. Zodra dat gebeurd is, kan het toewijzingsreglement toegepast worden.
Verdeling tussen pijlers
Hier vindt u een aantal vragen over de verdeling en verhouding tussen de vier pijlers.
Er zijn 4 pijlers waarop woningen toegekend worden (standaardtoewijzing/versnelde toewijzing/toewijzing aan specifieke doelgroep/interne mutaties). Hoe bepalen we welke woning, via welke pijler toegekend moet worden? Moet iedere woning ‘gelabeld’ worden?
In principe worden alleen de woningen die met voorrang worden toegewezen aan een specifieke doelgroep (pijler 3) gelabeld en opgenomen in een adressenlijst. Maar ook daar kan men werken met een percentage van het aantal toewijzingen. Daarover moeten lokaal afspraken gemaakt worden. Voor het overige worden de woningen niet verdeeld per instroommogelijkheid. Elke woning kan ingezet worden voor elke instroommogelijkheid.
Hoe verhouden de vier pijlers zich tot elkaar? Op welke manier worden de verschillende mogelijkheden tot toewijzing in elkaar ingepast?
Vast bepaald is dat men 20% van alle toewijzingen zal moeten voorbehouden als ‘versnelde toewijzingen’. In de regelgeving is daartoe een berekeningswijze voorzien. Daarnaast zal men ook moeten bepalen hoeveel woningen zullen worden voorbehouden (of met voorrang toegewezen zullen worden) aan specifieke doelgroepen in het kader van een toewijzingsreglement, en dit met een maximum van 1/3e van het patrimonium in een gemeente. Wanneer de toewijzingen omwille van interne mutatie om dwingende redenen (bv. overbewoning) en de bijzondere toewijzingsregels (bv. verhaal dat gegrond is) plaats moeten/kunnen vinden, behoort tot de autonomie van de verhuurder. Die toewijzingen zullen worden ingepast tussen de versnelde toewijzingen (pijler 2) en eventueel de toewijzingen aan specifieke doelgroepen (pijler 3 – als daar niet geopteerd is voor een adressenlijst). De overige toewijzingen worden beschouwd als standaardtoewijzingen.
Kan de toewijzing van deze doelgroepen in het toekomstige toewijzingsreglement van de woonmaatschappij zowel via versnelde toewijzing als via doelgroepen verlopen waarbij zowel de gelabelde woningen voorbehouden worden en waarbij de woonbinding per gemeente geen hinderpaal vormt?
Bij de versnelde toewijzingen zijn er 5 doelgroepen opgesomd, voor de toewijzing geldt geen woonbindingsvoorrang. De specifieke doelgroepen worden lokaal ingevuld en daarbij geldt wel de woonbindingsvoorrang. Er kan een overlapping zijn van doelgroepen uit de twee instroommogelijkheden. Er kan op het moment dat een woning vrij komt, gekozen worden om via pijler 2 of 3 als die doelgroep in het toewijzingsreglement is opgenomen, toe te wijzen.
Het is de gemeente die autonoom kan beslissen over het afbakenen van doelgroepen en over het aantal woningen dat men wil voorbehouden of bij voorrang wil toewijzen. Kan de gemeente dan autonoom beslissen over welke profielkenmerken het kan gaan bij versnelde toewijzing en toewijzing aan specifieke doelgroepen. Kan het dan bv. gaan om starters, mensen met een beperking, ouderen, mensen die in een woning wonen van slechte kwaliteit, specifieke inkomensgroepen binnen de rechthebbenden op een sociale huurwoning?
De doelgroepen voor de versnelde toewijzingen (pijler 2) zijn afgebakend in de regelgeving zelf. Daarover kan de gemeente niet autonoom beslissen. De woonmaatschappij kan na overleg in de toewijzingsraad wel een verfijning van de voorwaarden om te behoren tot de subdoelgroepen binnen de hoofddoelgroep ‘personen die dak- en thuisloos zijn of dat dreigen te worden’ opnemen in het intern huurreglement. De specifieke doelgroepen (pijler 3) zijn helemaal lokaal te bepalen. Er is in de regelgeving een lijstje opgenomen waarvoor geen vernietigingstoezicht zal gelden omdat aangenomen wordt dat die doelgroepen geen onredelijke keuze inhouden. De aangehaalde voorbeelden lijken inderdaad specifieke doelgroepen te zijn.
Wanneer een woning vrij komt voor toewijzing, hoe moet bepaald worden onder welke pijler ze zal toegewezen worden – voor zover ze niet in een toewijzingsreglement op adres (bv voor ouderen) is opgenomen? Ik hoor dat men voor pijler 2 de toewijzingen kan spreiden over de tijd, maar is de toewijzingsraad volledig vrij om de ‘volgorde van de woningen’ te bepalen over de pijlers 1 t.e.m. 3 (en desgevallend 4)?
De woonmaatschappij en verhuurders hebben daar inderdaad een zekere vrijheid in, binnen de contouren van de gemaakte afspraken in de toewijzingsraad.
Binnen de WM zullen we met 2 types panden zitten: panden in eigendom en panden private inhuur, daarmee gepaard zitten we met een aantal verschillen: huurprijs, woonzekerheid, contractuele relaties. Is er een mogelijkheid dat de versnelde toewijzing (deels) toegepast wordt bij de privaat ingehuurde woningen? Dat wilt zeggen dat als er een privaat ingehuurde woning vrij komt, deze versneld wordt toegewezen. Panden in eigendom via chronologie of via doelgroep? Kan dit?
Dat lijkt niet verenigbaar met het vlot toepassen van de toewijzingsregels. Voor specifieke doelgroepen kan een afgebakend deel van de woningen worden ingezet omdat gewerkt kan worden met een adressenlijst per doelgroep. Het louter inzetten van ingehuurde woningen voor versnelde toewijzingen kan mogelijks problemen geven om de 20% toewijzingen te halen in een jaar. Hoewel het de verhuurder zeker is toegestaan om te streven naar een goeie match tussen huurder en woning/woonomgeving, zijn in regel alle woningen inzetbaar voor de versnelde toewijzingen.
Kunnen gelabelde woningen van pijler 3 (specifieke doelgroepen) na verloop van tijd (als het bepalende criterium vervalt) vervangen worden door andere woningen die dan dat label krijgen? Vb. een dakloze persoon stroomt in via pijler 3 en krijgt een gelabelde studio toegewezen. Kan dit welbepaald adres na verloop van tijd – de persoon is immers niet meer dakloos – toegevoegd worden aan pijler 1, waarna een andere studio een label krijgt?
Dat is inderdaad mogelijk. Er kan m.a.w. een tijdsduur bepaald worden waarin een gelabelde woning die status blijft behouden. Men zou kunnen stellen dat bepaalde doelgroepen na een bepaalde tijd gehuisvest te zijn in een gelabelde woning niet langer tot de doelgroep behoren (bvb. een dakloze is niet meer dakloos/precair na het voorzien van een woning en het doorlopen van een begeleidingstraject, een starter is geen starter meer eens hij een bepaalde leeftijd heeft bereikt, een jongere die traint op woonvaardigheden is dat niet langer meer na het doorlopen van zijn training…).
Als WM gevormd is kan KH niet kiezen tussen ingehuurde woning of eigen woning. Hij kan wel een aanbod weigeren omwille van de hoogte van de huurprijs. Wat wordt beschouwd als huurprijs? De huurprijs met of zonder huursubsidie?
De huurprijs zonder huursubsidie. Net zoals bij een eigen woning: de uiteindelijk te betalen huurprijs.
Volgens art. 6.22, tweede lid BVCW(opent in nieuw venster) kan het SVK, nu de woonmaatschappij, een absolute voorrang verlenen aan een kandidaat-huurder die zelf een woning aanbrengt. Wanneer u beslist om deze voorrangsmaatregel toe te passen, moet u dit vermelden in het interne huurreglement.
Deze woning moet aangepast zijn aan de gezinssamenstelling en aan de fysieke gesteldheid van een of meer gezinsleden. U kunt de aangeboden woning weigeren vanwege contractvoorwaarden, kwaliteit of het comfort van de woning.
In het nieuwe toewijzingsmodel van 2024 zal deze bepaling behouden blijven. Dit staat bepaald in het toekomstige art. 6.19 BVCW(opent in nieuw venster).
Opsplitsen werkingsgebied
Hier vindt u een aantal vragen over de mogelijke verdeling van het werkingsgebied.
Is het mogelijk om een werkingsgebied met 8 gemeenten op te splitsen in 8 deelgebieden en voor elke gemeente een toewijzingsraad op te richten? Wat kunnen de voor- en nadelen zijn?
Het is woonmaatschappijen toegestaan, eventueel op vraag van de gemeenten in het werkingsgebied, om het werkingsgebied in te delen in deelgebieden. In elk deelgebied wordt dan een toewijzingsraad opgericht. Het bestuursorgaan van de woonmaatschappij neemt daartoe een beslissing. De keuze voor een verregaande opdeling van het werkingsgebied druist, hoewel toegestaan in de regelgeving, wel enigszins in tegen de beleidsvisie om net op het niveau van het gehele werkingsgebied van de woonmaatschappij een uniformer toewijzingsbeleid te hanteren. Een groot nadeel is dan ook dat de woonmaatschappij in het voorbeeld 8 toewijzingsraden zal moeten voorzitten. Voor de betrokken gemeenten kan het dan weer voordelig zijn om volledig op eigen maat te kunnen werken en daarbij minder rekening te moeten houden met andere gemeenten en actoren.
Langdurige woonbinding
Hier vindt u een aantal vragen over de woonbinding van kandidaat-huurders.
Kunt u woonbinding binnen pijler 3 op een andere manier definiëren dan de gehanteerde bepaling in pijler 1?
Vanaf 1/1/2024 zal de strengere woonbinding die wordt opgenomen in het toewijzingsreglement voor pijler 1 automatisch worden toegepast op de toewijzingen in pijler 3. Het is niet mogelijk om een afwijkende bindingsbepaling op te nemen voor pijler 3-toewijzingen.
Niet alle SVK’s passen vandaag punten toe voor lokale binding in het toewijzingsreglement. Hoe zal dat worden toegepast vanaf 1/1/2024?
We zien twee mogelijkheden:
- SVK valt buiten de toepassing van het bestaande LTR: dat blijft ook na 1/1/2024 zo. Wat lokale binding betreft zal voor deze woningen enkel de standaardbepaling voor langdurige woonbinding worden toegepast. Deze woningen worden dan ook niet meer ingebracht in het bestaande lokale toewijzingsreglement.
- SVK valt binnen de toepassing van het bestaande LTR en past punten toe voor lokale binding: de toekenning van punten voor lokale binding vervalt en wordt vervangen door de toepassing van het cascadesysteem van het oude LTR, met inbegrip van de standaardbepaling voor langdurige woonbinding.
Er wordt voorrang gegeven aan kandidaat-huurders die in de afgelopen 10 jaar 5 jaar onafgebroken in de gemeente heeft gewoond. Daarnaast kan men er in de toewijzingsraad voor kiezen om een 2de voorrang in te bouwen, met name voor kandidaten die binding hebben met het werkingsgebied. Betekent dat dan als de wachtlijst is uitgeput met personen die voldoen aan de langdurige woonbinding, vervolgens de kandidaat-huurders die binding hebben met het werkingsgebied aan bod komen? Of kan men deze bindingsfactoren ook gelijkstellen?
De bindingsfactoren werken als een cascade en kunnen niet gelijkgesteld worden. Eerst zal dus voorrang worden gegeven aan kandidaat-huurders die voldoen aan de strengere woonbindingsvoorwaarde van de gemeente (indien daarover een bepaling is opgenomen in het toewijzingsreglement. Vervolgens wordt voorrang gegeven aan kandidaat-huurders die voldoen aan de standaard bepaling ‘langdurige woonbinding met de gemeente’. Tenslotte krijgen kandidaat-huurders die langdurige woonbinding met het werkingsgebied hebben voorrang.
Wat is er geregeld rond mantelzorg? Is dit een optionele voorrangsbepaling?
Dit is geen optionele voorrangsbepaling, maar wordt toegepast voor alle standaardtoewijzingen en toewijzingen aan specifieke doelgroepen.
Welke stukken moeten worden aangebracht om de mantelzorg aan te tonen?
Artikel 6.23, § 2. De bindingsfactor, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 4°, wordt aangetoond op basis van een van de volgende documenten:
1° een attest dat afgeleverd wordt door een door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgkas, dat aantoont dat de persoon met een verminderd zelfzorgvermogen erkend is als zorgbehoevende in het kader van het Vlaamse zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden;
2° een verklaring die ingevuld is door een sociale dienst van een OCMW of een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds.
De minister bepaalt het modelformulier voor de verklaring, vermeld in het eerste lid, 2°.
In het Ministerieel besluit tot uitvoering van boek 6 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 is een bijlage opgenomen met het modelformulier.
De bepalingen met betrekking tot woonbinding moeten worden toegepast in pijler 3, maar is dat ook zo voor de bepaling met betrekking tot mantelzorg?
Ja, de voorrangsbepalingen van het standaard toewijzingssysteem worden toegepast in de derde pijler.
De verhuurder houdt bij de toewijzing achtereenvolgens ook in deze pijler dus rekening met:
1° in voorkomend geval, de strengere woonbinding,
2° de langdurige woonbinding met de gemeente;
3° in voorkomend geval, de langdurige woonbinding met het deelgebied of werkingsgebied van de woonmaatschappij,
4° het verlenen van mantelzorg aan of het ontvangen van mantelzorg van een of meer personen die wonen in de gemeente waar de toe te wijzen woning ligt;
5° de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het centraal inschrijvingsregister.
Er kan wel worden afgeweken van de chronologische volgorde van de inschrijvingen.
Een voorrangsbepaling voor kandidaat-huurders die reeds 10 jaar in de gemeente wonen of gewoond hebben: Is dit een verstrenging van de langdurige woonbinding? Bvb. KH voldoet niet aan 5 jaar inwoner in de laatste 10 jaar maar heeft vroeger wel 10 jaar (of langer) in de gemeente gewoond
De stelregel voor het invoeren van een gemeentelijke voorrangsregel is dat het moet gaan om het voorrang geven aan personen die een langere woonbinding hebben dan de standaard bepaling. Het moet dus gaan om een aantal jaren dat hoger ligt dan de standaard bepaling. Aangezien in deze voorrangsregel een aantal jaren (i.e. 10 jaar) wordt bepaald dat hoger is dan ‘5 jaar onafgebroken in de afgelopen 10 jaar wonen/gewoond hebben’, wordt deze nieuwe bepaling beschouwd als een verstrenging.
Langdurige woonbinding is wel van toepassing op de standaardtoewijzingen en de toewijzingen aan specifieke doelgroepen, maar niet op de versnelde toewijzingen. Waarom is dit niet het geval?
De oorsprong van deze beslissing vinden we reeds terug in het Regeerakkoord. De versnelde toewijzingen zijn toewijzingen waarbij de dringende woonnood of specifieke omstandigheden van de kandidaat-huurder primeren en aanleiding geven tot een prioritaire behandeling. Om die reden is de woonbindingsvoorwaarde voor deze toewijzingen niet van toepassing.
Wat de toewijzing aan specifieke doelgroepen betreft: hier is de langdurige woonbinding van toepassing. Gent is een centrumstad waarin organisaties hun zetel hebben die regionaal en zelfs landelijk ‘cliënten’ opnemen (vb. gevangenis Nieuwe Wandeling, psychiatrische zorginstellingen). Bouwen ‘cliënten’ in deze instellingen, wanneer ze er onafgebroken vijf jaar verblijven, een woonbinding op? Krijgen ze als instellingverlaters dan op basis van die binding voorrang? Het gaat dan vaak om mensen die, behalve dat ze jaren in de betrokken instelling verbleven, niet over lokale ankerpunten beschikken.
Om de langdurige woonbinding van de kandidaat-huurder te berekenen, wordt gekeken waar deze gedurende een bepaalde periode heeft gewoond of verbleef. Dat kan dus inderdaad betekenen dat een kandidaat-huurder die gedurende lange periode in een instelling of voorziening verbleef, woonbinding heeft opgebouwd met de gemeente waar deze instelling of voorziening gelegen is.
Wij hebben een aantal jongvolwassen kandidaat-huurders die gedurende een cruciale periode in hun leven in een voorziening verbleven, maar wel hun domicilie behielden thuis. Mogen wij ook stellen dat zij met de thuisgemeente binding behouden?
Voorstel om hier als verhuurder pragmatisch mee om te gaan en ook deze vorm van woonbinding toe te staan.
Is het mogelijk om een bindingsfactor op te nemen die niet werkt met een ononderbroken aantal jaren? Op die manier kunnen kansen gecreëerd worden voor personen die door omstandigheden zijn verhuisd maar wel lange tijd in de gemeente wonen of gewoond hebben.
Het is niet verplicht om bij de keuze voor een strengere woonbindingsfactor te werken met een ononderbroken aantal jaren.
Wat zijn toewijzingen met voorrang Vlabinvest?
Het gaat om de verhuring van woningen die deel uit maken van een woonproject dat gedeeltelijk gefinancierd is met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb. Voor de toewijzing van deze woningen gelden de standaard voorrangsbepalingen van sociale huurwoningen pas na toepassing van een voorrangsbepaling voor kandidaat-huurders die een sterke maatschappelijke, 22 economische of socio-culturele binding hebben met het werkgebied van Vlabinvest apb.
Inzake langdurige woonbinding kan de toewijzingsraad beslissen tot het invoeren van één strengere bepaling, waarbij gekeken wordt naar het aantal jaren binding die worden opgenomen in deze bepaling om te oordelen of deze strenger is. Op dit moment bestaat er in één van onze gemeenten een toewijzingsreglement dat bepaalt dat een KH voorrang krijgt in een DEELgemeente indien hij “sinds geboorte” daar woonachtig is/was. Op gebied van aantal jaren dus strenger dan de decretale bepaling, doch kan deze bindingsregel worden weerhouden in het nieuwe toewijsmodel (bvb omdat het gaat over niet één strengere regel, doch meerdere regels - één voor elke deelgemeente)?
Het gewijzigde besluit vermeldt niet langer expliciet de mogelijkheid om voorrang te geven aan kandidaat-huurders die binding hebben met de deelgemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is. Deze optie kan in de toekomst dan ook niet meer worden toegepast. Het invoeren van een bepaling ‘woonachtig in de gemeente sinds de geboorte’ is ook niet langer toegestaan. Het aantal jaren dat men in de gemeente dient te wonen, moet geëxpliciteerd worden.
Is het mogelijk om een strengere woonbindingsbepaling in het toewijzingsreglement op te nemen voor kandidaat-huurders die binding hebben met een deelgemeente van gemeente in het werkingsgebied?
Het gewijzigde besluit vermeldt niet langer expliciet de mogelijkheid om voorrang te geven aan kandidaat-huurders die binding hebben met de deelgemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is. Deze optie kan in de toekomst dan ook niet meer worden toegepast.
Is er voor woonbinding een cascade systeem voorzien?
De regelgeving voorziet niet in de mogelijkheid om een uitgebreide cascade aan te brengen in de strengere woonbindingsvoorwaarde. Er kan één strengere bepaling via het toewijzingsreglement worden toegepast. Na toepassing van de strengere woonbindingsbepaling en de standaard woonbindingsbepaling, kunnen de gemeenten in het werkingsgebied wel nog beslissen om een bindingsbepaling voor ‘wonen in het werkingsgebied’ toe te passen. Ook deze bepaling moet dan worden opgenomen in het toewijzingsreglement. Concreet resulteert dat in een cascade waarbij achtereenvolgens voorrang wordt gegeven aan:
- Kandidaat-huurders die binding hebben met de gemeente waar de toe te wijzen woning ligt, cfr de strengere woonbindingsvoorwaarde; (OPTIONELE voorrangsbepaling à toewijzingsreglement)
- Kandidaat-huurders die de voorbije 10 jaar minstens 5 jaar ononderbroken in de gemeente van de toe te wijzen woning wonen of hebben gewoond; (VERPLICHTE voorrangsbepaling)
- Kandidaat-huurders die de voorbije 10 jaar minstens 5 jaar ononderbroken in het deelgebied of werkingsgebied van de woonmaatschappij wonen of gewoond hebben. (OPTIONELE voorrangsbepaling à toewijzingsreglement)
Welke strengere regel inzake woonbinding is toegestaan? Er wordt in deze voornamelijk verwezen naar het aantal jaren woonbinding die strenger moet zijn dan de decretale bepaling, bvb “6 jaar woonachtig zijn in de gemeente gedurende de laatste 10 jaar” wordt als strenger dan de decretale bepaling beschouwd. Zal eender welke strengere bepaling inzake die woonbinding dit format (“X aantal jaar woonachtig zijn in de gemeente gedurende de laatste Y jaar”) moeten respecteren?
Algemeen is de stelregel dat de strengere bepaling vertrekt van een langer aantal vereiste ‘woonjaren’ dan de standaard woonbindingsbepaling. De gemeente hoeft daarbij niet het format te hanteren van de standaard woonbindingsbepaling.
Kort overzicht (niet limitatief):
- standaard woonbindingsbepaling: de afgelopen 10j minstens 5j ononderbroken in de gemeente wonen waar de toe te wijzen woning ligt
- vb strengere woonbinding = de afgelopen 10j minstens 7j ononderbroken in de gemeente wonen
- vb strengere woonbinding = de afgelopen 15j ononderbroken in de gemeente wonen
- vb strengere woonbinding = minstens 15 jaar in de gemeente wonen of gewoond hebben
- vb minder strenge woonbinding = de afgelopen 6j minstens 3j in de gemeente wonen of gewoond hebben
- vb minder strenge woonbinding = minstens 4j in de gemeente wonen of gewoond hebben
Pijler 2: versnelde toewijzingen
Hier vindt u een aantal vragen over de versnelde toewijzingen.
Kunnen kwetsbare kandidaat-huurders terecht in vroegere SHM-woningen als er te weinig woningen zijn ingehuurd? En vice versa?
Dat is zeker mogelijk. Het volledige patrimonium is inzetbaar voor versnelde toewijzingen en toewijzingen aan specifieke doelgroepen.
De doorstroming van SVK- naar SHM-woning zorgt nu voor veel vrijkomende SVK-woningen die opnieuw kunnen toegewezen worden aan een kwetsbare KH. Hoe gaat dat binnen de woonmaatschappij verlopen?
Eerst en vooral moet benadrukt worden dat het volledige patrimonium inzetbaar is voor versnelde toewijzingen en toewijzingen aan specifieke doelgroepen, dus zeker niet alleen de ingehuurde woningen. Niettemin is het correct dat de gekende doorstroombeweging van SVK- naar SHM-woning niet meer op deze manier zal plaatsvinden. Wat betreft de versnelde toewijzingen moet sowieso ieder jaar het quotum worden behaald. Dit staat los van het type woning en zal dus jaarlijks een nieuw aanbod versnelde toewijzingen genereren. Daarnaast kunnen woningen met voorrang worden toegewezen aan of voorbehouden worden voor specifieke doelgroepen, de zogenaamde pijler 3. De actoren zullen een goede inschatting moeten maken van de grootte van deze doelgroep. Men kan voldoende woningen voorzien aan de hand van een adressenlijst of via een percentage van het aantal toewijzingen. De laatste methode garandeert opnieuw dat er op gezette tijden nieuw patrimonium kan worden ingezet voor nieuwe kwetsbare KH’s.
Onder artikel 6.24 §2 wordt volgende opgenomen:
- Een OCMW, een CAW of een andere dienst die de toewijzingsraad heeft aangewezen, kan de doelgroep, vermeld in het eerste lid, 1°, aanmelden
- Een OCMW, een CAW of een dienst die erkend is voor de module contextbegeleiding in functie van autonoom wonen, of een andere dienst die de toewijzingsraad heeft aangewezen, kan de doelgroep, vermeld in het eerste lid, 2°, aanmelden.
- Een erkend initiatief beschut wonen…
In welke mate zijn deze bepalingen dwingend? Ter verduidelijking
- Kan de aanmelding van KH in pijler 2, wat betreft de actoren, beperkt worden? Voor de eerste twee punten wordt namelijk expliciet vermeld dat het OCMW en CAW deze kunnen toeleiden. Kan de toewijzingsraad bijvoorbeeld beslissen dat één van deze actoren niet mag toeleiden?
- Zoja, is de toewijzingsraad er vrij in om in de subdoelgroepen, bijvoorbeeld deze opgenomen in artikel 6.25 eerste lid, te differentiëren naargelang welke actor (niet) kan toeleiden?
Neen, u kan niet bepalen dat een OCMW of een CAW geen kandidaten kunnen toeleiden.
20% van toewijzingen moet gebeuren volgens de versnelde toewijzing. Wat gebeurt er als we dit percentage niet halen?
Er moet in ieder geval naar gestreefd worden om 20% van de toewijzingen versneld te doen aan de doelgroepen bepaald in de regelgeving. Deze parameter is gebaseerd op het huidige contingent versnelde toewijzingen van 5% en de te verwachten instroom van kandidaat-huurders met een hoge woonnood die vandaag een SVK-woning toegewezen krijgen. We mogen verwachten dat men in de meeste gevallen zonder problemen dit quotum kan halen. De verhuurder zal dus alles in het werk moeten stellen om voor de kandidaten binnen dit quotum een passend aanbod te doen. Wanneer dat niet gebeurt kan de toezichthouder optreden
Het contingent versnelde toewijzingen bedraagt 20% van het aantal toewijzingen. Wordt dit contingent bepaald op het niveau van het werkingsgebied van de nieuwe woonmaatschappij? Zo ja, hoe wordt dit contingent verdeeld onder de verschillende aangesloten lokale besturen? Kunnen daar afspraken over gemaakt worden in de toewijzingsraad? Indien geen afspraken mogelijk zijn, loopt u als lokaal bestuur het risico dat het contingent opgebruikt is wanneer u iemand uit de eigen gemeente aanmeldt.
Het contingent van 20% van het aantal toewijzingen wordt bepaald op het niveau van het werkingsgebied van de nieuwe woonmaatschappij. Er kunnen afspraken gemaakt worden over de verdeling van het percentage over de verschillende doelgroepen, over de voorwaarden met betrekking tot de subdoelgroepen van de doelgroep ‘(dreigend) dak- en thuislozen’ en een specifieke voorrangsregeling. De woonmaatschappij neemt hierover, na overleg met de toewijzingsraad, gemotiveerde beslissingen over, die vervolgens door de verhuurders in het intern huurreglement worden opgenomen. Het is toegestaan om de versnelde toewijzingen te spreiden doorheen het jaar, zoals dat vandaag ook reeds is toegestaan. Men is dus niet verplicht om eerst het contingent versnelde toewijzingen te realiseren. De regelgeving voorziet echter geen mogelijkheid om de versnelde toewijzingen echt te gaan onderverdelen verdelen per gemeente in het werkingsgebied. Dat zou het behalen van het quotum allicht ook bemoeilijken (er kan immers moeilijk worden ingeschat op jaarbasis hoeveel toewijzingen per gemeente kunnen plaatsvinden). Het is ook niet toegestaan om langdurige woonbinding te laten meespelen bij deze toewijzingen. Concreet kan dat inderdaad betekenen dat een kandidaat-huurder woning versneld toegewezen krijgt die niet gelegen is in de gemeente waarmee hij of zij woonbinding heeft.
Wij werken vandaag met lokale ‘ankerpunten’ vb. dakloze kandidaat-huurder heeft familie in deze stad, heeft kinderen die er school lopen, volgt er een opleiding, beschikt er over een mantelzorger, enz. Is er binnen het nieuwe kader, waarbij de woonmaatschappij de lokale toewijzingsregels ontwerpt, ruimte om te blijven werken met kwalitatieve parameters zoals de lokale ankerpunten boden? Is er, met andere woorden, in het nieuwe kader nog de mogelijkheid om te werken met een poule van kandidaat-huurders die in aanmerking komen voor versnelde toewijzing, waarbij de toewijzing niet (alleen) gebeurt op basis van de chronologie (volgens een lijst met een vast rangnummer), maar evenzeer op basis van kwalitatieve parameters die bijdragen tot het succes van de toewijzing? Motivering: versnelde toewijzing leidt vaak tot vormen van groepswonen. Daarbij is de samenstelling van de groep bepalend voor zijn draagkracht en dus voor de duurzaamheid van het wonen van de bewoners. De samenstelling van de groep bepaalt daarenboven de randvoorwaarden van de begeleiding (lees: aantal en expertise van het begeleidend personeel).
Voor de versnelde toewijzingen (de 5 doelgroepen) is er ruimte om op lokaal niveau een kader uit te werken zodat er niet chronologisch moet worden toegewezen maar dat er rekening wordt gehouden met andere parameters. In overleg met de toewijzingsraad zal de woonmaatschappij dat kader kunnen vastleggen en dat opnemen in het interne huurreglement. Zo zou ook de aanwezigheid van het netwerk, kunnen meespelen in het bepalen van de voorrangsregeling. Het is wel van belang om mee te geven dat het voorrang geven aan kandidaat-huurders met woonbinding expliciet niet is opgenomen in de versnelde toewijzingen. Dit mag dan ook geen parameter zijn om een nadere volgorde te bepalen. Wat betreft de aanwezigheid van het netwerk, zal dan moeten bekeken worden of het netwerk voldoende beschikbaar is, en niet zozeer waar het exact gelegen is. Een voldoende beschikbaar netwerk zal normaliter niet te ver van de woning gelegen zijn.
Het kan echter niet de bedoeling zijn om een hogere voorrang te geven aan een kandidaat-huurder met een voldoende beschikbaar netwerk in de gemeente dan aan een kandidaat-huurder met een voldoende beschikbaar netwerk dat buiten de gemeente gelegen is.
Kan het inkomen van een kandidaat-huurder een kwalitatieve parameter zijn op basis waarvan de volgorde van versnelde toewijzingen wordt bepaald?
Aangezien het inkomen van een kandidaat-huurder een indicatie vormt voor de woonnood, kan deze parameter gehanteerd worden om de volgorde van versnelde toewijzingen te bepalen.
Kan de binding van een kandidaat-huurder met de gemeente of het werkingsgebied een kwalitatieve parameter zijn op basis waarvan de volgorde van versnelde toewijzingen wordt bepaald?
Het is een expliciete beleidskeuze om de binding met de gemeente of het werkingsgebied niet toe te passen voor de versnelde toewijzingen. Deze parameter is bovendien geen indicator van de woonnood van de kandidaat-huurder. Het is om die reden niet toegestaan om deze parameter te hanteren bij het bepalen van de volgorde van de versnelde toewijzingen.
Kan een toewijzingsraad bv. huidig puntensysteem SVK toepassen binnen de versnelde toewijzing?
Bij het bepalen van de parameters aan de hand waarvan de volgorde van toewijzing wordt bepaald, zou inspiratie gehaald kunnen worden in het huidige puntensysteem, voor zover het toekennen van punten niet strijdig is met de afgebakende hoofd- en subdoelgroepen.
Wat als er geen afspraken gemaakt worden over de verdeling % over de 5 doelgroepen in het kader van versnelde toewijzing? Of is dit verplicht?
Het is zeker niet verplicht om het percentage te verdelen over de vijf verschillende hoofddoelgroepen. Men kan de woningen chronologisch versneld toewijzen of meer op dossierniveau aan de hand van één of meerdere kwalitatieve parameters.
Kan 1 van de 5 doelgroepen uitgesloten worden in pijler 2 om dan eerder onder te brengen in pijler 3? Moet dit worden vastgelegd in het toewijzingsreglement?
Dit is niet toegestaan. Er kan wel bijkomend voorrang verleend worden aan één of meerdere van de doelgroepen ‘versnelde toewijzing’ via de voorrangsbepalingen voor specifieke doelgroepen in een toewijzingsreglement, maar het is niet toegestaan om om die reden deze doelgroepen niet meer versneld toe te wijzen.
In het webinar wordt gesteld dat “Als een woning vrijkomt voor een versnelde toewijzing, de toewijzingsraad een kandidaat-huurder naar voor schuift.” Kan de WM vrij beslissen of zowel een door de vroegere SHM gebouwde woning als een door SVK privaat ingehuurde woning in aanmerking komt voor een versnelde toewijs?
Alle woningen komen in aanmerking voor een versnelde toewijzing, zowel woningen van de vroegere SHM als ingehuurde woningen. Er kunnen eventueel specifieke afspraken in de toewijzingsraad worden gemaakt met als doel een goede match te hebben tussen woning, buurt en toekomstige bewoner kwestie van een succesvolle toewijzing na te streven. Belangrijk is wel dat er altijd rekening moet gehouden worden met het te behalen quotum.
Werken in de gemeente, schoolgaande kinderen in de gemeente, lopend begeleidingstraject bij een welzijnsdienst actief in het werkingsgebied, kan dit als specifieke voorrangsregeling bij versnelde toewijzing? Ik vermoed dat veel gemeenten na een tijd bezwaar zullen indienen als veel woningzoekers met hoge woonnood buiten het werkingsgebied, versneld worden toegewezen in hun werkingsgebied? Enige voorrangsregels i.f.v. affiniteit met het werkingsgebied lijken toch aangewezen. Welke ruimte is hier voorzien? Bijv. een lopend begeleidingstraject bij een welzijnsdienst actief in het werkingsgebied.
De versnelde toewijzingen worden gekenmerkt door de woonnood en de bijzondere omstandigheden waar de kandidaat-huurder zich in bevindt. Het is een expliciete beleidskeuze om geen langdurige woonbinding toe te passen op deze toewijzingen. Het is dan ook niet toegestaan om een rangorde te creëren gestoeld op het hebben van woonbinding met de gemeente of het werkingsgebied. Er kunnen wel afspraken gemaakt worden over de begeleiding van huurders die een woning versneld toegewezen kregen. Zo wordt ook verwacht dat de diensten die deel uitmaken van de toewijzingsraad actief zijn in het werkingsgebied van de woonmaatschappij.
Voor wie of voor welke woningen zal de huurdersbegeleiding die het SVK momenteel voorziet, in de toekomst voorzien worden?
Dit houdt verband met de basisbegeleidingstaken van SHM’s en SVK’s. Vandaag bieden SVK’s inderdaad intensievere huurbegeleiding aan voor (kandidaat-)huurders die daar nood aan hebben. In het gewijzigde besluit is opgenomen dat deze intensievere huurbegeleiding in ieder geval moet worden aangeboden – volgens noden – aan huurders die via versnelde toewijzing instroomden.
De woonmaatschappij kan zelf een kandidaat-huurder zonder begeleidingsnoden aanreiken voor versnelde toewijzing. Hoe zal dit in de praktijk georganiseerd worden? Is het de kandidaat-huurder die het initiatief dient te nemen en de vraag dient te stellen aan de woonmaatschappij? Of zal de woonmaatschappij actief op zoek gaan naar kandidaten die op basis van bepaalde profielkenmerken in aanmerking komen voor versnelde toewijs?
Hoe dit in de praktijk moet werken is niet vastgelegd. De regel is dat een kandidaat-huurder zich aanmeldt bij de verhuurder met bewijzen van zijn woonnood. De verhuurder kan op zijn beurt ervoor opteren om volgens de procedure bepaald binnen de toewijzingsraad de kandidaat-huurder voor te dragen voor een toewijzing.
In pijler 2 wordt een contigent van 20% van de toewijzingen voorzien. De toewijzingsraad beslist over hoe de verdeling, voorwaarden, en voorrangsbepaling worden ingevuld. Deze 20% is te “verdelen” over het volledige werkingsgebied. Wordt in deze dan verwacht dat inzake de tweede pijler de individuele toewijsraden van de deelgebieden dezelfde bepalingen opnemen inzake de tweede pijler?
Indien het werkingsgebied wordt verdeeld in deelwerkingsgebieden, dan zal 20% van de toewijzingen in het deelwerkingsgebied versneld moeten gebeuren.
In het decreet wordt bepaald dat er een contigent van 20% toewijzingen moet zijn binnen de tweede pijler, berekend op basis van het aantal toewijzingen binnen het werkingsgebied/gemeente (nog te bepalen) de voorbije 5 jaar. Evenwel vinden wij geen bepalingen terug die stellen wat de sancties zijn indien die 20% niet wordt behaald. M.a.w. welke stok achter de deur is er om lokale besturen/WM die 20% te laten behalen?
In de regelgeving zijn geen sancties voorzien voor woonmaatschappijen die het contingent van 20% versnelde toewijzingen niet naleven. Uiteraard zal dan de toezichthouder optreden en de WM eventueel in gebreke stellen of beboeten indien het fout blijft lopen. Bij voldoende aanmeldingen zal het tekort tijdens het daaropvolgende jaar dan ook moeten worden ‘ingehaald’ en bijgeteld bij het nieuwe aantal versnelde toewijzingen.
Wanneer een WM de vereiste 20% versnelde toewijzingen niet haalt en het tekort tijdens het daaropvolgende jaar moet worden bijgeteld, gaat dit dan ten koste van het aantal standaard toewijzingen?
Inderdaad.
Stel:
- Op basis van de berekening zoals toegelicht, zal de betrokken WM in jaar X een 100-tal toewijzingen doen. Conform de bepalingen zullen/moeten 20 van die 100 dan versnelde toewijzingen zijn in pijler 2.
- Na afloop van jaar X zijn er 100 toewijzingen geweest in de WM, doch slechts 10 daarvan versneld, ondanks voldoende aanmeldingen.
- Voor jaar X+1 wordt opnieuw berekend dat er 100 toewijzingen zullen zijn, en dus opnieuw 20 versnelde toewijzingen. Dit zal betekenen dat in jaar X+1 100 toewijzingen moeten plaatsvinden; doch met een compensatie voor het tekort in jaar X: 70 standaardtoewijzingen (i.p.v. 80) 20 versnelde toewijzingen conform de berekening 10 versnelde toewijzingen die zijn overgedragen vanuit jaar X.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de versnelde toewijzing in de gemeente vooral ten gunste is van kwetsbare inwoners van de gemeente, gezien hoge aantal sociale woningen en hoge sociale problematiek?
Via de versnelde toewijzing kan geen voorrang gegeven worden aan kandidaat-huurders uit de gemeente of het werkingsgebied. De voorrangsbepaling ‘langdurige woonbinding’ is wel van toepassing op de toewijzingen aan specifieke doelgroepen, dus langs deze weg kan eventueel wel bijkomend voorrang gegeven aan kwetsbare kandidaat-huurders uit de gemeente.
Kunnen mensen die LOI moeten verlaten een versnelde toewijzing aanvragen?
Onder een “dak- of thuisloze” wordt beschouwd, de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen kracht voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of tijdelijk in een instelling of opvanginitiatief verblijft, in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld. (art. 1.2, eerste lid, 32° BVCW). Een Lokaal OpvangInitiatief (LOI) kan als opvanginitiatief worden beschouwd. Personen die een LOI-woning moeten verlaten én die aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoen (minstens over een vluchtelingenattest of positieve beslissing van het CGVS beschikken, of ingeschreven zijn in het vreemdelingenregister van de gemeente) kunnen in aanmerking komen voor een versnelde toewijzing. Het OCMW of CAW kan ook voor deze groep (dreigend) dak- en thuisloos een versnelde toewijzing vragen, eventueel met begeleiding.
Naast de tweede instroommogelijkheid (versnelde toewijzing) kunnen gemeenten ook via de derde instroommogelijkheid een voorrang opnemen voor bepaalde doelgroepen. LOI-verlaters kunnen ook onder de voorwaarden (dreigend) dak- en thuislozen vallen, en kunnen ook in aanmerking komen voor deze voorrang als zij geen uitzicht hebben op een duurzame woning.
Hoe wordt het percentage van 20% van pijler 2 precies berekend?
Er zijn twee berekeningswijzen voor het aantal versnelde toewijzingen:
Berekeningswijze 1
- We berekenen het aantal toewijzingen van de voorbije 5 jaar (A)
- We berekenen het aantal toewijzingen van de voorbije 5 jaar i.k.v. de herhuisvesting van sociale huurders ten gevolge van sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden of de verkoop van sociale huurwoningen (B)
- Om het gemiddelde te verkrijgen, delen we (A-B) door 5 = A-B/5 = (C)
- We ramen het aantal toewijzingen in het komende jaar i.k.v. de herhuisvesting van sociale huurders ten gevolge van sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden of de verkoop van sociale huurwoningen (D)
- We ramen het aantal toewijzingen in het komende jaar die zullen plaatsvinden in nieuwe wooneenheden (E) - Het aantal toewijzingen pijler 2 = 20% van (C - D + E)
Berekeningswijze 2
Volgens de bovenstaande bepaling zal het aantal versnelde toewijzingen jaarlijks verschillend zijn. De alternatieve werkwijze houdt in dat u het aantal versnelde toewijzingen voor een bepaalde periode vast legt. De berekeningswijze van beide werkwijzen is gelijklopend, maar u zal voor het vaste aantal versnelde toewijzingen rekening houden met het gemiddeld aantal toewijzingen tijdens de vijf jaar die vooraf gingen aan het eerste jaar van het aantal gekozen jaren waarin de versnelde toewijzingen plaatsvinden. Als u kiest voor een vast aantal versnelde toewijzingen, dan kan het toewijzings- en ondersteuningsbeleid dat u en de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen voeren stabiel blijven tijdens een bepaalde periode.
Zal uit het CIR al blijken wie ingeschreven is voor pijler 2?
Het is de bedoeling dat de kandidaat-huurder aangeeft bij huidige woonsituatie dat hij denkt aanspraak te maken op een voorrang. Er staat op die pagina een begeleidende tekst en er is een oplaadveld voorzien voor bewijsstukken die de situatie dan ook staven. Het is aan de WM om pér KH na te gaan of die dan in aanmerking komt voor een voorrang of niet. De WM kan dan in de back-office de voorrang weigeren of goedkeuren (+ tekst waarom wel/waarom niet). De WM kan dan ook een pijler toevoegen waaronder de voorrang voor die KH valt. Pas dan kan de KH zien onder welke pijler hij valt indien de voorrang werd goedgekeurd. Het is niet de bedoeling dat de KH zelf pijlers aangeeft.
Pijler 3: toewijzingen aan doelgroepen
Hier vindt u een aantal vragen over de toewijzingen aan specifieke doelgroepen.
Op heden beschikt onze gemeente over een doelgroepenplan voor 1-oudergezinnen. Deze doelgroep wordt niet vermeld op de slide met doelgroepen waarvoor geen doelgroepenplan meer zal moeten worden afgesloten. Moet er voor deze doelgroep dan wel terug opnieuw een doelgroepenplan worden afgesloten of blijft het bestaande dan gelden en kunnen wij op basis hiervan blijven toewijzen aan deze doelgroep?
Het toewijzingsreglement kan nog maximaal drie jaar worden toegepast of tot wanneer een nieuw toewijzingsreglement het oude toewijzingsreglement vervangt. Wil de gemeente de voorrangsbepalingen voor deze doelgroep ook in de toekomst blijven toepassen, dan zullen ze moeten worden opgenomen in dat nieuwe toewijzingsreglement. Omdat deze doelgroep niet behoort tot de lijst van doelgroepen waarvoor geen doelgroepenplan moet worden opgemaakt, zal wel een uitgebreider dossier moeten worden bezorgd aan de minister.
In het huidige systeem is er een vereenvoudigde procedure voorzien voor een lokaal toewijzingsreglement voor de specifieke doelgroep ouderen als er een aantal bovengrenzen worden gerespecteerd (max. ¼ van het totale patrimonium, max. 1/3 van studio’s en 1- of 2- slaapkamerwoningen). Als de gemeente meer woningen wil toewijzen aan ouderen, dan is er een uitgebreid doelgroepenplan noodzakelijk. Verdwijnen deze parameters in het nieuwe toewijzingssysteem (pijler 3)?
In het huidige systeem werd het LTR met de doelgroep ‘ouderen’ sowieso goedgekeurd als de parameters die in de omzendbrief zijn opgenomen, gerespecteerd werden. Die parameters waren niet opgenomen in de huidige reglementering. Ook in de nieuwe reglementering zijn er geen parameters voor de doelgroep ‘ouderen’ opgenomen. Gemeenten kunnen maximaal 1/3e van het patrimonium voorbehouden of met voorrang toewijzen aan specifieke doelgroepen. De doelgroep ouderen (65- plussers) is opgenomen in de lijst van doelgroepen waarvoor geen uitgebreid doelgroepenplan dient opgemaakt te worden, noch dient het toewijzingsreglement aan de minister te worden bezorgd. Een beknopte motivering over de doelgroepkeuze volstaat voor de doelgroepen in de lijst. Ze worden beschouwd als doelgroepen waarvan de noden globaal gekend zijn en de keuze voor die doelgroepen houdt dus geen onredelijke keuze in. Uiteraard wordt verwacht van de gemeenten en de actoren dat zij de keuze voor specifieke doelgroepen, en het aandeel dat wordt voorbehouden, afstemt op de lokale noden.
We vragen ons af of de Vlaamse overheid ook daklozen zou aanvaarden als doelgroep voor een toewijzing binnen de derde pijler. Indien ook de doelgroep ‘daklozen’ in overweging genomen zou kunnen worden, hoe dienen we dan de ‘woonbinding’ te meten voor deze doelgroep? De Vlaamse overheid definieert het begrip nu volgens het ‘wonen of gewoond hebben’ in de gemeente. Het beoordelen en meten van dat ‘wonen’ is voor daklozen een hinderpaal. Hoe dienen we dat te hanteren?
Deze doelgroep kan worden opgenomen in een toewijzingsreglement. Voor deze doelgroep zal dan inderdaad ook de voorrangsregel met betrekking tot woonbinding van toepassing zijn. Er staat in de regelgeving niet beschreven dat men ingeschreven moet zijn (of geweest zijn) in het bevolkingsregister van de gemeente. Als de woonbinding met andere middelen bewezen kan worden (bvb via sociaal onderzoek OCMW, referentieadressen etc), is dat aanvaardbaar.
Kan een lokaal toewijzingsreglement (straks onder pijler 3) zich toespitsen op een specifiek project (concrete adressen dus), voor een heel specifieke doelgroep, wetende dat indien dergelijke lijst KH ’s uitgeput is, er dan regulier toegewezen moet worden?
Ja, een dergelijk toewijzingsreglement kan worden opgemaakt, maar er moet inderdaad rekening mee worden gehouden dat wanneer de lijst kandidaat-huurders die behoren tot de doelgroep is uitgeput, de woningen standaard worden toegewezen. Bijvoorbeeld: wanneer het aangepaste woningen of woonvormen betreffen of woningen afgestemd op een specifieke zorg- of begeleidingsbehoefte, kan in de toekomst gebruik worden gemaakt van de bepaling dat ook woningen ‘voorbehouden’ kunnen worden. Voor deze woningen geldt dan niet dat ze, indien de lijst K-H’s is uitgeput, ze moeten worden toegewezen volgens het standaard toewijzingssysteem. In de praktijk kan men deze woningen dus eventueel even leeg laten staan. Het gaat bijvoorbeeld om wooneenheden in een groepsgebouw, woningen in de nabijheid van een zorgvoorziening die ondersteuning voorziet etc. Uiteraard blijft het zeer belangrijk om ervoor te waken dat woningen niet langdurig leegstaan. Er moet dus omzichtig met deze werkwijze worden omgesprongen.
Gaat men met terugwerkende kracht de woningen oormerken? Dus iemand die 10 jaar geleden instroomde omwille van woningkwaliteit, wordt die woning nog bij de 1/3e geteld of niet?
Zolang deze woningen zijn opgenomen in een adressenlijst van woningen die met voorrang worden toegewezen aan een specifieke doelgroep, zullen zij behoren tot het contingent van 1/3e van het patrimonium dat mag worden voorbehouden of toegewezen aan een specifieke doelgroep. Woningen die in het verleden dus dat label krijgen in een toewijzingsreglement, behouden dat label zolang het toewijzingsreglement niet is aangepast. Bij het aanpassen van het toewijzingsreglement en het screenen van de bestaande adressenlijsten kunnen de actoren wel rekening houden met bepaalde doelgroepen die na een bepaalde tijd gehuisvest te zijn in een gelabelde woning niet langer tot de doelgroep behoren (bvb. ‘starters’, jongeren, daklozen… maar NIET: ouderen). Voor deze doelgroepen zou de toewijzingsraad kunnen afspreken dat bepaalde oude adressen uit de lijst worden gehaald teneinde nieuwe woningen aan de lijst te kunnen toevoegen zonder het quotum te overschrijden. Bijvoorbeeld: een gemeente voorzag een voorrangsbepaling voor starters in een tiental woningen. Bij het herschrijven van een nieuw toewijzingsreglement volgens de gewijzigde bepalingen besluiten de actoren om vijf adressen te vervangen door nieuwe adressen, aangezien de toewijzingen van deze woningen reeds ruime tijd geleden hebben plaatsgevonden en de aanvankelijke ‘starter’ ondertussen niet meer tot de doelgroep ‘starters’ behoort.
Als de toewijzing in pijler 3 niet chronologisch gebeurt, hoe regelt u dan de toewijzing van een zeer grote doelgroep vb. senioren?
Uiteraard kan binnen deze pijler chronologisch worden toegewezen wanneer dat de meest praktische werkwijze is. Zeker voor doelgroepen die een ruim aandeel van deze instroommogelijkheid zullen uitmaken, zal de chronologische toewijzing het meest aangewezen blijven. Bij kleinere doelgroepen kan het wel interessant zijn om bijkomende parameters te hanteren om de volgorde van toewijzing te bepalen.
Een kandidaat-huurder die verblijft in een woning die onbewoonbaar is verklaard, maar de onbewoonbaarverklaring beantwoordt niet aan de definitie van de huidige SHM-voorrang bij onbewoonbaarheid, kan niet via pijler 2 instromen. Via welke weg kunnen we er voor zorgen dat deze kandidaat-huurder zo snel mogelijk naar een veilige en conforme sociale woning kan doorstromen?
Aan deze groep kandidaat-huurders kan eventueel via de voorrangsregeling voor specifieke doelgroepen een voorrang worden uitgewerkt.
Moet voor de toewijzing van ADL-woningen een toewijzingsreglement worden opgemaakt?
De regelgeving met betrekking tot de verhuring van ADL-woningen blijft ongewijzigd. Er dient bijgevolg ook in de toekomst ook geen toewijzingsreglement te worden opgemaakt voor deze woningen.
Vandaag zijn er een aantal gemeenten die doelgroepen hebben afgebakend in uitbreiding op de doelgroep van de 65-plussers (bv. 70+, ‘zorgbehoevend maar zelfredzaam’, ‘ouderen met een groter risico op zorgbehoefte’ …). Kunnen deze subdoelgroepen ondergebracht worden onder art. 6.27, § , 2de lid, 1° BVCW? Of moet dit heel strikt beschouwd worden als 65+ en moeten voor de vermelde varianten (bv. 70+, ‘zorgbehoevend maar zelfredzaam’, ‘ouderen met een groter risico op zorgbehoefte’ …) een doelgroepenplan worden opgemaakt, cf. art. 6.27, § , 3de en 4de lid BVCW?
Bij de opmaak van de bepalingen hieromtrent is geredeneerd dat deze doelgroepomschrijving ruim zijn, waardoor veel nuances gevat kunnen worden (zoals bvb. ASS onder persoon met GGZ-problematiek of NAH onder fysieke/mentale beperking). Gelijkaardig wordt geredeneerd bij de diverse doelgroepen die kunnen vallen onder de doelgroep ‘65-plussers’. Een cascade kan worden ingevoerd en vastgelegd in het toewijzingsreglement, met dien verstande dat elke onderverdeling nog steeds beantwoord aan de ‘hoofddoelgroepomschrijving’ in de regelgeving, in dit geval ‘kandidaat-huurders ouder dan 65 jaar’. Van zodra daarvan wordt afgeweken, dient het toewijzingsreglement en doelgroepenplan te worden voorgelegd aan de minister.
Dient de motivering waarvan sprake voor de doelgroepen onder art. 6.27, § , 2de lid, 1° BVCW onderbouwd te worden met een kwantitatieve analyse of volstaat het om aan te tonen dat deze doelgroep kadert in het lokaal beleid (eerder kwalitatieve motivering)?
De motivering dient te worden opgebouwd zoals dat vandaag ook wordt verwacht. In de mate van het mogelijke moeten de noden van de diverse doelgroepen kwantitatief worden aangetoond. Daarnaast moet het doelgroepenplan voldoende informatie bevatten over de woningmarkt (aantal sociale huurwoningen, woningtypologie, aantal KH’s die tot de doelgroep behoren), zodat kan worden aangetoond dat het aantal voorbehouden woningen/toewijzingen in verhouding is met de lokale noden. U kan hiervoor gebruik maken van de leidraad(Word bestand).
Moet elke gemeente een aanpassing aan het toewijzingsreglement goedkeuren, ook wanneer deze bepalingen niet van toepassing zijn op de verhuring van woningen op het grondgebied?
Het toewijzingsreglement moet bij iedere wijziging door elke gemeente worden goedgekeurd, ook wanneer het een wijziging betreft die niet van toepassing is op de verhuring van woningen op het grondgebied van een gemeente. Let wel, een gemeente kan op dat moment het toewijzingsreglement alleen goedkeuren of amenderen voor wat betreft de toewijzingen van haar grondgebied.
In geval er in een doelgroepenplan met labels per adres wordt gewerkt, wordt aan het doelgroepenplan in kwestie een bijlage toegevoegd met de woningen waarop dit plan betrekking heeft. Eventuele aanpassingen aan die lijst met woningen (toevoeging of onttrekking) dienen te worden goedgekeurd door de lokale gemeenteraad. Wordt dit principe behouden of bestaat er een mogelijkheid dat een woonmaatschappij deze bevoegdheid gedelegeerd krijgt (bvb het bestuursorgaan) en autonoom de lijst met voorbehouden woningen kan aanpassen?
De gemeente kan dit niet delegeren aan de WM.
Het is een wijziging aan het toewijsreglement en moet goedgekeurd worden door de betrokken gemeenten.
Pijler 4: interne mutaties
Hier vindt u een aantal vragen over interne mutaties.
De woonmaatschappij zal eigen én ingehuurde sociale woningen verhuren. Een hoofdhuurcontract kan opgezegd worden door de eigenaar. Hoe wordt daarmee omgegaan in kader van toewijzing?
Wanneer het hoofdhuurcontract wordt opgezegd door de eigenaar, kan de huurder herhuisvest worden via de vierde pijler ‘interne mutatie om dwingende redenen’. Op deze manier blijft de woonzekerheid van de huurder gegarandeerd.
Valt een huurder die herhuisvest moet worden naar aanleiding van renovatiewerken, steeds onder de noemer ‘gedwongen’ mutatie? Of kunnen zij ook verhuizen via een versnelde toewijzing van een persoon die in slechte huisvesting woont? Zijn de versnelde toewijzingen voor personen die ‘wonen in slechte huisvesting’ samen te vatten als de vorige absolute voorrangsbepalingen ‘onbewoonbaar of ongeschikte woning’?
De tijdelijke herhuisvesting van de huurder van een sociale huurwoning in het kader van de renovatie van zijn sociale huurwoning valt inderdaad onder pijler 4 ‘gedwongen mutatie’. De verhuurder is vrij om die toewijzing in te passen tussen de toewijzingen van de andere pijlers. De hoofddoelgroep binnen pijler 2 van personen met een ‘slechte huisvesting’ wordt onderverdeeld in drie subdoelgroepen: 1) onroerend of roerend goed niet bestemd voor wonen (bv. garage)) (huidig artikel 6.19, eerste lid, 8° BVCW) 2) ongeschikt- of onbewoonbaarverklaarde woning (huidig artikel 6.19, eerste lid, 9° BVCW) 3) overbewoond verklaarde woning (huidig artikel 4, §1,3°, b) van het MB van 21 december 2007)
Worden verhuisbewegingen van huurders van woningen die nog moeten worden overgedragen ook al beschouwd als een interne mutatie?
Ja.
Begeleidingsovereenkomst
Hier vindt u een aantal vragen over de begeleidingsovereenkomst die u kan sluiten met een huurder.
Mogen wij elke kandidaat-huurder, aan wie een woning versneld wordt toegewezen, verplichten een begeleidingsovereenkomst te sluiten?
Neen. Niet elke kandidaat-huurder die een woning versneld toegewezen krijgt, heeft immers een ondersteuningsnood. Een begeleidingsovereenkomst heeft als doel huurders te ondersteunen bij het (leren) zelfstandig wonen en het naleven van de verschillende huurdersverplichtingen. Het opleggen van een begeleidingsvoorwaarde is maatwerk en zou gestoeld moeten zijn op de specifieke noden van een huurder. Voor elke kandidaat-huurder moet worden nagegaan of ondersteuning door een welzijns- of gezondheidsvoorziening zinvol en noodzakelijk is. Voor bepaalde doelgroepen kan verwacht worden dat er steeds in meer of mindere mate een begeleiding nodig zal zijn, maar in de regel zijn de bepalingen met betrekking tot begeleiding niet bedoeld voor huurders die zelfstandig kunnen wonen en daarbij hun huurdersverplichtingen kunnen naleven.
Welke begeleidingstaken moet de woonmaatschappij op zich nemen? Wanneer kan zij aankloppen bij een welzijns- of gezondheidsvoorziening?
Eerst zal moeten worden nagegaan wat de specifieke noden zijn van de huurder. Hiervoor kunnen verhuurder en aanmeldende dienst met elkaar in overleg gaan en wordt nagegaan of en welke ondersteuning noodzakelijk is om het wonen succesvol te laten verlopen. Vervolgens wordt nagegaan of deze ondersteuning via de basisbegeleidingstaken kan worden ingevuld. Overschrijden de noden de basisbegeleidingstaken van de woonmaatschappij, vermeld in artikel 6.35, dan kan verwacht worden dat een huurder zich laat begeleiden door een dienst of voorziening.
Mag de woonmaatschappij de begeleidingsovereenkomst ook ondertekenen?
Neen. De begeleidende maatregelen worden in een overeenkomst opgenomen tussen de huurder en de dienst die de begeleiding op zich zal nemen. Dat betekent dat de verhuurder geen partij is in deze overeenkomst.
Wie bepaalt wat de afspraken zijn in een begeleidingsovereenkomst?
De overeenkomst heeft tot doel de huurder te begeleiden bij (of naar) het zelfstandig wonen, het behoud van de woning en richt zich dus allereerst op het naleven van de huurdersverplichtingen. De inhoud van de begeleidingsovereenkomst is maatwerk en aangepast aan de noden en mogelijkheden van de huurder. De verhuurder en begeleidende dienst kunnen hiervoor met elkaar in overleg gaan. Centraal staat dan de vraag wat de huurder nodig heeft en wie welke taak op zich neemt om aan deze noden tegemoet te komen (wat doet de verhuurder, wat doet de begeleidende dienst). Het bepalen van de uiteindelijke afspraken met de huurder en de bijhorende aanpak komt toe aan de begeleidende dienst. Desgewenst kunnen de huurder en dienst een aantal doelstellingen formuleren die verder gaan dan het aspect wonen en behoud van de woning (bijvoorbeeld rond dagbesteding, aanvaarden van psychologische hulp etc.), maar opnieuw is het van belang om mee te geven dat deze bepalingen een zaak zijn van de huurder en de dienst (niet van de verhuurder).
Moet de begeleidende dienst gezeteld zijn in de gemeente of het werkingsgebied van de toegewezen woning?
Neen. Het volstaat dat de begeleidende dienst werkzaam is op de plaats waar de toe te wijzen woning gelegen is. Wanneer een dienst een kandidaat-huurder aanmeldt buiten het gebied waar begeleiding kan worden aangeboden, dan zal deze dienst het initiatief moeten nemen om deze begeleiding door een andere dienst te laten opnemen.
Wat als een aanmeldende dienst te weinig capaciteit heeft om de kandidaat-huurder te begeleiden? Mag een woonmaatschappij deze toewijzing dan weigeren?
Wanneer een aanmeldende dienst onvoldoende capaciteit heeft om een kandidaat-huurder die daar nood aan heeft te begeleiden, dan kan deze dienst een andere dienst contacteren om deze begeleiding op zich te nemen. In de schoot van de toewijzingsraad kan een inschatting gemaakt worden van de begeleidingscapaciteit van de diverse diensten en kunnen de nodige afspraken worden gemaakt. Een toewijzing kan geweigerd worden wanneer een kandidaat-huurder begeleiding nodig heeft, maar geen begeleidingsovereenkomst tot stand kan worden gebracht.
Mag een woonmaatschappij afspraken maken met één of meerdere diensten over de begeleiding en ondersteuning van huurders?
Ja. Een woonmaatschappij kan afspraken maken met één of meerdere welzijns- of gezondheidsvoorzieningen over de begeleiding en ondersteuning van huurders. Deze afspraken kunnen tot stand komen via het overleg in de toewijzingsraad en worden dan in het huishoudelijk reglement van de toewijzingsraad opgenomen. Het is ook mogelijk om afspraken te maken met diensten die geen deel uitmaken van de toewijzingsraad en deze op te nemen in een protocol of samenwerkingsovereenkomst. Let wel! Het gaat steeds over afspraken die betrekking hebben op de wijze waarop zal worden samengewerkt (bijv. hoe worden de noden bepaald, taakverdeling etc.), niet over de persoonlijke begeleidingsdoelstellingen van een huurder.
Kan het naleven of beëindigen van de begeleidingsovereenkomst leiden tot het beëindigen van de huurovereenkomst?
Neen. De huurovereenkomst kan worden opgezegd door de verhuurder wanneer een huurder ernstig en blijvend tekort komt aan het naleven van de huurdersverplichtingen. Een inbreuk van de bepalingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 7° VCW wordt gelijkgesteld met een ernstige tekortkoming. Het gaat dan om:
- 1° in de sociale huurwoning zijn hoofdverblijfplaats hebben en er gedomicilieerd zijn;
- 2° alleen toestaan dat een persoon in de sociale huurwoning zijn hoofdverblijfplaats vestigt als dat niet leidt tot een onaangepaste woning of een woning die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, §1, vierde lid, en die bijwoonst melden aan de verhuurder;
- 3° alleen toestaan dat de persoon, vermeld in artikel 6.11, derde of vierde lid, in de sociale huurwoning bijwoont als dat in overeenstemming is met de voorwaarden, vermeld in artikel 6.11, derde of vierde lid;
- 7° de sociale huurwoning op zodanige wijze bewonen dat de leefbaarheid niet in het gedrang komt en dat geen overmatige hinder wordt veroorzaakt voor de buren en de naaste omgeving;
Het naleven van de afspraken in een begeleidingsovereenkomst is één van de verplichtingen van een huurder, maar een inbreuk hierop wordt niet gelijkgesteld met een ernstige en blijvende tekortkoming. Het niet naleven van de afspraken in de begeleidingsovereenkomst of het beëindigen ervan betekent immers niet automatisch dat een huurder niet zelfstandig zijn huurdersverplichtingen kan naleven of de leefbaarheid in het gedrang zal brengen.
Om die reden leidt het niet naleven van de begeleidingsovereenkomst niet automatisch tot een opzegging van de huurovereenkomst.
Overgangsbepalingen
Hier vindt u een aantal vragen over de overgangsbepalingen.
Hoe moet vanaf 1 januari 2024 worden omgegaan met de huidige lokale toewijzingsreglementen met lokale bindingsvoorwaarden. Het reglement bevat enerzijds een bindingsvoorwaarde die minder streng is dan de nieuwe absolute voorrangsbepaling (vb de laatste 6 jaar 5 jaar in de gemeente gewoond hebben) en anderzijds een bindingsvoorwaarde die wel verder gaat de absolute voorrangsbepaling (vb 15 jaar in de gemeente gewoond hebben). Welke bepalingen kunnen nog 3 jaar gelden?
Alleen de strengere bindingsvoorwaarden zullen nog maximaal 3 jaar gelden of tot wanneer een nieuw reglement werd opgemaakt. De overgangsregeling:
- Het eerste nieuwe toewijzingsreglement na 1 januari 2024 maakt dat ALLE oude vervallen. Het nieuwe toewijzingsreglement mag slechts één strengere bindingsfactor meer bevatten (die weliswaar per gemeente verschillend kan zijn).
- Bij de strengere woonbinding in bestaande lokale toewijzingsreglementen kijken we naar het aantal jaren in de gemeente gewoond hebben (en hooguit in tweede orde naar of dat ook ononderbroken was). Dus als stelregel: meer of minder dan 5 jaar (en bij 5 jaar of minder vervalt de lokale regel). De strengere woonbindingsbepalingen mogen behouden blijven tot wanneer een nieuw toewijzingsreglement in voege treedt.
- Vanaf 1 januari 2024 is voorrang voor mantelzorg generiek geregeld en wordt deze niet meer toegepast in de context van een lokaal toewijzingsreglement
- Vanaf 1 januari 2024 vervallen de bindingsfactoren ‘werken in de gemeente’ en ‘schoolgaande kinderen in de gemeente’ in bestaande lokale toewijzingsreglementen, aangezien de nieuwe regelgeving deze bindingsfactoren niet heeft behouden.
Moeten bestaande toewijzingsreglementen voor doelgroepen door de toewijzingsraad herzien worden?
De bestaande toewijzingsreglementen kunnen nog maximaal 3 jaar worden toegepast na inwerkingtreding van het gewijzigde besluit of tot wanneer een nieuw toewijzingsreglement in voege treedt. Op termijn zullen dus de bestaande voorrangsbepalingen allemaal moeten worden nagezien en eventueel worden geïntegreerd in een nieuw toewijzingsreglement indien men ze wenst te behouden.
Ultimatum
Kan de uitbreiding van het huidige toewijzingsreglement voor doelgroepen met nieuwe adressen via het college of moet dit via de GR? Moet een volledig administratief dossier ingediend worden (en kan dit nog in 2022 of is er een moratorium op het aanpassen van huidige reglementen in 2022)?
In ieder geval moeten aanpassingen aan het toewijzingsreglement bij gemeenteraadsbeslissing gebeuren. Om nieuwe adressen toe te voegen aan een bestaand dossier zal ook het eerdere administratieve dossier moeten worden bijgewerkt. Er moet dus opnieuw overleg gevoerd worden met de relevante actoren, adviezen worden opgemaakt en – indien van toepassing – moeten de gegevens in het doelgroepenplan/sjabloon voor ouderen worden aangepast. Er kunnen reglementen worden aangepast tot de inwerkingtreding van het gewijzigde besluit. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de termijn van 45 + 15 dagen die de minister heeft om het reglement te vernietigen indien het strijdig is met de geldende regelgeving. Concreet betekent dit dat toewijzingsreglementen die worden opgemaakt volgens de huidige bepalingen, ten laatste op 1 november 2023 kunnen worden ingediend.
Nut?
Is het zinvol om nu nog een toewijzingsreglement op te maken voor woningen die pas na 1/1/2024 zullen toegewezen worden?
Dit zal afhangen van de lokale context en de snelheid waarmee zich een toewijzingsraad zal kunnen vormen. Het is wel zinvol om de overgangsbepalingen mee in overweging te nemen: Zolang er geen toewijzingsraad is opgericht of er geen definitief toewijzingsreglement is, zal de verhuurder als volgt toewijzen:
- voor de standaardtoewijzingen doet de verhuurder een beroep op het centraal inschrijvingsregister;
- voor de versnelde toewijzingen zullen de welzijnsactoren en kandidaat-huurders zich rechtstreeks tot de verhuurder moeten wenden. De verhuurder dient de aanvragen in chronologische volgorde te behandelen;
- voor de toewijzingen aan de specifieke doelgroepen zullen de gemeentelijke lokale toewijzingsreglementen gelden tot er een definitief toewijzingsreglement is, maar slechts tot maximaal 3 jaar na de inwerkingtreding van de bepalingen van het nieuw toewijzingssysteem;
- de toewijzingen in het kader van interne mutaties wegens dwingende redenen bijzondere toewijzingen past de verhuurder in tussen de andere toewijzingen In die zin kan het zinvol zijn om nu nog een toewijzingsreglement op te maken, waarna de toewijzingen aan deze doelgroep voor een periode van maximaal 3j na inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving geregeld zijn (of tot wanneer een nieuw toewijzingsreglement is opgemaakt).
Het huidige LTR werd goedgekeurd in 2013. Intussen zijn de criteria in het reglement om de doelgroepen te omschrijven gewijzigd (nu: voorrang aan ‘personen een ernstige en langdurige psychische problemen’ en ‘personen met een handicap die toegang hebben tot de Diensten Inclusieve Ondersteuning (DIO)’). Dient dit reglement voor de rest van het lopende jaar nog aangepast te worden of kan gewacht worden tot 1/1/2024 om het toewijzingsreglement te herzien?
Als het nog steeds om dezelfde kandidaat-huurders die een voorrang zullen kunnen genieten en de aanpassing een formaliteit betreft, kan men dit doen aan de hand van een gemeenteraadsbeslissing. Indien er ook iets aan de groep kandidaat-huurders die voorrang zullen krijgen, zal een aanpassing van het toewijzingsreglement en administratief dossier zich opdringen.
Hoewel de SHM’s en SVK’s fuseren naar woonmaatschappijen, kan de overdracht van de woningen van de ene verhuurder naar de andere nog een aantal jaren aanslepen, zodat in 1 werkingsgebied de facto nog een tijdje meer actoren actief zijn. Hoe zit het dan met die ‘voorlopige actor’ in de toewijzingsraad en de toewijzingsregels in o.m. het toewijzingsreglement?
De toewijzingsraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verhuurders, de lokale besturen en de relevante huisvestings- en welzijnsactoren uit het werkingsgebied van de woonmaatschappij. De voorlopige actor is ook een verhuurder in dat werkingsgebied, dus wordt sowieso gezien als een deelnemer van de toewijzingsraad. Vervolgens, zolang er geen nieuw toewijzingsreglement is opgemaakt, blijven de reeds bestaande toewijzingsreglementen van toepassing. Als woningen van de ‘voorlopige actor’ worden gevat door een reeds bestaand toewijzingsreglement, blijven die bepalingen geldig, tot wanneer een nieuw toewijzingsreglement in voege is (en maximaal tot 2026). Op welke woningen/toewijzingen het nieuwe reglement van toepassing is, zal afhangen van de keuzes die daar rond lokaal worden gemaakt. De toewijzingen van de ‘voorlopige actor’ in het werkingsgebied worden ook meegeteld bij de berekening van het contingent versnelde toewijzingen. Afhankelijk van de afspraken die daarover worden gemaakt in de toewijzingsraad zal de voorlopige actor ook een deel van deze versnelde toewijzingen voor zijn rekening nemen. Als er op dat moment nog geen toewijzingsraad is samengesteld, zal de woonmaatschappij nog geen afspraken kunnen maken over de verdeling van het % over de verschillende doelgroepen en over de volgorde van de toewijzingen (aangezien deze afspraken met de actoren van de toewijzingsraad moeten worden gemaakt). Echter, de woonmaatschappij en de verhuurder, die op dat moment nog woningen binnen het werkingsgebied heeft, zullen wel afspraken moeten maken over de verdeling van het aantal versnelde toewijzingen per verhuurder. Als alle woningen van de voorlopige actor/verhuurder zijn overgedragen aan de woonmaatschappij, zal de voorlopige actor niet langer deel uitmaken van de toewijzingsraad want hij is geen verhuurder meer in het werkingsgebied van de woonmaatschappij.
Wat met de wachtlijst van kandidaat-huurders die zijn ingeschreven bij SVK? Deze manier van toewijzen houdt 1/1/2024 op te bestaan. Hoe komen deze kandidaten op de wachtlijst: is dat lokale binding en chronologie?
De kandidaat-huurders van de SVK’s zullen vanaf 1/1/2024 moeten worden opgenomen in het CIR – alle inschrijvingsregisters moeten gemigreerd worden naar het CIR. Vervolgens zullen de 4 instroommogelijkheden van toepassing zijn. Als ze voldoen aan 1 van de hoofddoelgroepen van pijler 2 zullen ze kunnen worden aangemeld via de verhuurder of via de benoemde aanmeldingsdiensten.
Wij hebben een commissie versnelde toewijzing, die de aanvragen van versnelde toewijzing behandelen en waar alle welzijnsactoren inzitten (met name de stad, OCMW, CAW, BJZ, GGZ). Stopt deze werkwijze op 1/1/2024?
De regelgeving voorziet de mogelijkheid voor de woonmaatschappij en de toewijzingsraad om afspraken te maken met betrekking tot de aanmelding, coördinatie en begeleiding van kandidaat-huurders in het kader van versnelde toewijzing. Het is mogelijk om één of meerdere actoren aan te duiden die deze taken op zich nemen. De bestaande werkwijze kan dus allicht worden ingebed in het nieuwe toewijzingsmodel. De afspraken met betrekking tot de praktische werking zullen opgenomen moeten worden in het huishoudelijk reglement van de toewijzingsraad.
Indien de bestaande doelgroepen aangehouden zullen worden in het nieuwe toewijzingsreglement en deze doelgroepen vallen onder art. 6.27, § , 3de lid BVCW, moet er dan een nieuw, geactualiseerd doelgroepenplan opgemaakt worden of kan het vorige doelgroepenplan hernomen worden om toe te voegen? Het lijkt cf. art. 6.27, § , 4de lid BVCW niet langer nodig om adviezen van de betrokken actoren toe te voegen aan het doelgroepenplan?
Aangezien het nieuwe toewijzingsmodel het opmaken van een toewijzingsreglement voor het volledige werkingsgebied van de woonmaatschappij stimuleert, is het van belang om elk huidig gemeentelijk toewijzingsreglement te screenen in het licht van deze nieuwe context. Voor doelgroepen die opgenomen zijn in art. 6.27, §1, 1e lid hoeft geen uitgebreid doelgroepenplan te worden opgemaakt, deze kunnen in het nieuwe toewijzingsreglement worden opgenomen (met afbakening, motivering en percentage). Doelgroepen die niet binnen deze lijst vallen zullen gemotiveerd moeten worden in een nieuw doelgroepenplan. Uiteraard kan daarbij gebruik worden gemaakt van de informatie die in het verleden reeds werd gebundeld, maar de informatie moet wel worden geactualiseerd en – waar nodig – aangepast aan de nieuwe context. De regelgeving vereist niet langer dat de adviezen van de betrokken actoren en verslagen van het lokaal overleg bij het administratief dossier worden gevoegd.
Wij hebben nog een aantal projecten in samenwerking met een welzijnsvereniging die toegewezen worden op basis van het oude artikel 73 ter (toewijzing per deellijst). Moeten deze dan allemaal omgezet worden in een toewijzingsreglement?
De bepaling met betrekking tot deze projecten wordt meegenomen in het gewijzigde besluit. Voor deze projecten hoeft dus geen toewijzingsreglement te worden opgemaakt.
Hoe gebeuren de versnelde toewijzingen in afwachting van de nieuwe toewijzingsregels?
Voor de versnelde toewijzingen (pijler 2) zullen de welzijnsactoren en kandidaat-huurders zich rechtstreeks tot de verhuurder moeten wenden zolang er geen toewijzingsraad is opgericht – als de toewijzingsraad is opgericht worden beslissingen m.b.t. pijler 2 (verdeling percentage, voorwaarden, voorrangsregeling binnen de doelgroepen) genomen na overleg in de toewijzingsraad
Hoe gebeuren de interne mutaties in afwachting van de nieuwe toewijzingsregels?
De toewijzingen in het kader van interne mutaties wegens dwingende reden en bijzondere toewijzingen past de verhuurder in tussen de andere toewijzingen (pijler 4).
- Een lokaal bestuur verhuurt sociale woningen. Het bestuur is van plan de woningen over te dragen aan de woonmaatschappij. Moet het lokaal bestuur in afwachting ook een toewijzingsreglement opstellen?
Neen maar het lokaal bestuur moet wél zetelen in de toewijzingsraad àls sociale verhuurder. Het lokaal bestuur zal dus (tijdelijk) met twee petjes op zetelen in de toewijzingsraad, éénmaal als sociale verhuurder van de woningen die het in eigendom heeft én éénmaal als lokaal bestuur, mede-regisseur van het lokaal woonbeleid. De woningen zullen worden toegewezen volgens de toewijzingsregels van het gewijzigde besluit, de afspraken gemaakt door de toewijzingsraad met betrekking tot de versnelde toewijzingen en het toewijzingsreglement goedgekeurd voor de gemeenten uit het werkingsgebied.
- Een lokaal bestuur verhuurt sociale woningen. Het bestuur is niet van plan de woningen over te dragen aan de woonmaatschappij. Moet het lokaal bestuur ook een toewijzingsreglement opstellen?
Neen maar het lokaal bestuur moet wél zetelen in de toewijzingsraad àls sociale verhuurder. Het lokaal bestuur zal dus met twee petjes op zetelen in de toewijzingsraad, éénmaal als sociale verhuurder van de woningen die het in eigendom heeft én éénmaal als lokaal bestuur, mede-regisseur van het lokaal woonbeleid. De woningen zullen worden toegewezen volgens de toewijzingsregels van het gewijzigde besluit, de afspraken gemaakt door de toewijzingsraad met betrekking tot de versnelde toewijzingen en het toewijzingsreglement goedgekeurd voor de gemeenten uit het werkingsgebied.
- Een woonmaatschappij A is eigenaar van sociale woningen die gelegen zijn in het werkingsgebied van een andere woonmaatschappij B. De woonmaatschappij A is van plan de woningen over te dragen naar de woonmaatschappij B van de plaats waar de woningen gelegen zijn. Moet woonmaatschappij A voor deze woningen een toewijzingsreglement maken?
Neen maar woonmaatschappij A moet wel zetelen in de toewijzingsraad als sociale verhuurder. De woningen zullen worden toegewezen volgens de toewijzingsregels van het gewijzigde besluit, de afspraken gemaakt door de toewijzingsraad met betrekking tot de versnelde toewijzingen en het toewijzingsreglement goedgekeurd voor de gemeenten uit het werkingsgebied.
Woonmaatschappij A kan in afwachting van de overdracht van de woningen, de woningen ook in beheer geven aan woonmaatschappij B. Wonen in Vlaanderen maakte hiervoor een model beheersovereenkomst op: Deze staat hier: https://www.vlaanderen.be/sociaal-woonbeleid/werking-woonmaatschappij/vorming-woonmaatschappij/documentatie .
Hoe gebeuren de toewijzingen in de nieuwe woonmaatschappij voor 1 januari 2024?
Tot 1 januari blijft de woonmaatschappij toewijzen op de oude (huidige) manier. Dit betekent voor de eigen woningen, zoals een SHM toewijzingen deed/doet. Voor de ingehuurde woningen, volgens het SVK-puntensysteem. Wat als een woonmaatschappij twee of meer lijsten heeft? Kijk naar de woningen. Voor de woningen van SHM A, zijn de kandidaten van lijst A ingeschreven. Voor de woningen van SHM B, zijn de kandidaten van lijst B ingeschreven. De kandidaten van lijst A maken kans op de woningen van SHM A, de kandidaten van lijst B, maken kans op de woningen van SHM B. Een nieuwe kandidaat schrijf je in op alle lijsten.
Regelgeving
Waar vindt u de regelgeving betreffende de toewijzing van een sociale huurwoning?
De rechtsgrond om sociale huurwoningen binnen het standaardluik toe te wijzen aan een kandidaat-huurder vindt u terug in:
- artikel 6.11, §1, tweede tot en met het vierde lid van de Vlaamse Codex Wonen;
- artikel 6.16 tot en met artikel 6.25 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen;
- artikel 8, §1 van het ministerieel besluit van 30 juli 2008 tot bepaling van de regels van het inschrijvingsregister
De rechtsgrond en de modaliteiten om gemeentelijke toewijzingsregels te hanteren bij de toewijzing van sociale huurwoningen vindt u terug in:
- artikel 6.11 tot en met 6.13 van de Vlaamse Codex Wonen;
- artikel 6.27 tot en met 6.29 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen;
- het ministerieel besluit van 10 september 2009 betreffende de verklaring in het kader van mantelzorg.
Webinars
Wonen in Vlaanderen maakte een aantal webinars die u op deze pagina van onze website kan bekijken.
Centraal inschrijvingsregister (CIR)
Het decreet voert een centraal inschrijvingsregister (CIR) in voor kandidaat-huurders van een sociale woning. Wilt u hier als lokaal bestuur meer over weten? Dan kunt u aanmelden op deze afgeschermde informatiepagina over het CIR (gericht op woonmaatschappijen). Heeft u nog geen toegang? Vraag het recht ‘Webplatform Digitaal Vlaanderen Wonen’ aan bij de hoofdlokalebeheerder voor het Gebruikersbeheer Vlaanderen van uw lokaal bestuur.
Dak- en thuisloosheid
Graag schenken we even aandacht aan een belangrijke doelgroep, nl. dak- en thuislozen.
We reiken daarom enkele handvaten aan waarmee we met z’n allen deze personen die dringend nood hebben aan degelijke huisvesting een oplossing kunnen bieden
Dit is mogelijk binnen de bestaande systemen die we toepassen in de sociale huisvesting maar ook binnen het nieuwe toewijzingssysteem dat vanaf 1 januari 2024 van toepassing zal zijn. Daarnaast wil Wonen in Vlaanderen kennisdeling stimuleren én wordt gekeken naar nieuwe oplossingen.
Contact sociale huur
Contact
- Adres
Wonen in Vlaanderen
Team lokale besturen - AntwerpenAnna Bijnsgebouw
Lange Kievitstraat 111 bus 54, 2018 Antwerpen, België
Routeplanner opent in nieuw venster
- Adres
Wonen in Vlaanderen
Team lokale besturen - LimburgHendrik Van Veldekegebouw
Koningin Astridlaan 50 bus 12, 3500 Hasselt
Routeplanner opent in nieuw venster
- Adres
Wonen in Vlaanderen
Team lokale besturen - Oost-VlaanderenVirginie Lovelinggebouw
Koningin Maria Hendrikaplein 70 bus 92, 9000 Gent
Routeplanner opent in nieuw venster
- Adres
Wonen in Vlaanderen
Team lokale besturen - Vlaams-BrabantDirk Boutsgebouw
Diestsepoort 6 bus 95, 3000 Leuven
Routeplanner opent in nieuw venster
- Adres
Wonen in Vlaanderen
Team lokale besturen - West-VlaanderenJacob van Maerlantgebouw
Koning Albert I-laan 1.2 bus 93, 8200 Brugge
Routeplanner opent in nieuw venster